H. Paus Johannes Paulus II - 11 oktober 1984
'Dezelfde God die gezegd heeft: 'Licht moet schijnen uit het duister', is als een licht in onze harten opgegaan' (2 Kor. 4, 6).
Dierbare broeders in het episcopaat, geliefde broeders en zusters, de Kerk begint vandaag een bijzondere noveen. De periode van negen jaar die ons scheidt van de herdenking van het vijfde eeuwfeest van de ontdekking van Amerika.
Deze datum - een van de belangrijkste uit de geschiedenis van de mensheid - betekent ook het begin van het geloof en van de Kerk op dit continent.
Naar dit eiland gekomen, waar bijna vijfhonderd jaar geleden de eerste mis werd gevierd en het eerste kruis werd geplant, wil ik als bisschop van Rome en opvolger van de apostel Petrus deze noveen van jaren beginnen samen met het episcopaat en heel de Kerk van Latijns-Amerika, alsook met de vertegenwoordigers van de bisschoppen van Spanje, Portugal, de Filipijnen, de Verenigde Staten en Canada, die op verschillende gronden bijzonder met deze viering zijn verbonden.
'Diezelfde God die gezegd heeft: 'Licht moet schijnen uit het duister', is als een licht in onze harten opgegaan'.
Voor de door Christophorus Columbus geleide expeditie openden zich onbekende landen en verscheen een nieuwe wereld. Toch is dezelfde God die de ontdekkers, omringd door de diepte van de onmetelijke oceaan, op en dag toestond de kreet 'land' te slaken, dezelfde die 'als een licht in onze harten opgegaan, om de kennis te doen stralen van zijn heerlijkheid, die ligt over het gelaat van Christus' (2 Kor. 4, 6).
Dit was het heilzaam begin van de kennis van de heerlijkheid van God, die ligt op het gelaat van Christus: het begin van het geloof en van de Kerk in de nieuwe wereld.
U allen die deze Kerk vormt, wilt deze datum gedenken met grote dankbaarheid jegens de almachtige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, de God die liefde en waarheid is.
Wilt daarom vanaf nu gedurende deze noveen van voorbereidingsjaren de voetstappen volgen van al die boodschappers van het geloof die, toen zij vanaf het eind van de vijftiende eeuw hier kwamen, zoals de apostel Paulus getuigd hebben: 'Wij verkondigen niet onszelf, maar Christus Jezus, de Heer; onszelf beschouwen wij slechts als uw dienaars om Jezus' wil' (2 Kor. 4, 5).
Dit beleefde en verkondigde getuigenis over Christus Jezus als Heer, als licht voor het leven, als begin en einde van het menselijk bestaan, als broeder van de mens in het heilsplan van God, is het grote nieuws dat de opeenvolgende generaties missionarissen heeft bewogen. Zij kwamen vooral van het Iberisch schiereiland: franciscanen, mercedariërs, dominicanen, augustijnen, jezuïeten, kapucijnen en andere religieuze orden. Bij hen voegden zich later ook die uit andere landen. En dat jaar in jaar uit gedurende verschillende eeuwen tot in onze dagen, totdat het geloof in Christus zich met eigen wortels in de nieuwe christenheid bevestigde.
Het geloof in Christus, de Verlosser, en de dienst daaraan hebben de verkondigers van het Evangelie aangetrokken; dat heeft hen tot dienaren gemaakt van de mens die zij in de nieuwe landen ontmoetten, in wie hun geloof de mens als broeder deed ontdekken, de door Christus verloste, de zoon van de ene Vader, God.
Wat een diepe bewondering wekken vandaag nog de daden van de boodschappers van het geloof! Met weinigen tegenover zo'n onmetelijk grondgebied, zonder de moderne transport- en communicatiemiddelen, met weinig medische hulpmiddelen trokken zij door reusachtige cordilleras, over rivieren, door wouden, door dorre en onherbergzame gebieden, moerassige vlakten en hoogvlakten, van Colorado naar Florida, Mexico en Canada; van de oevers van de Orinoco en de Magdalena naar de Amazone; van Pampa naar Arauco. Een werkelijk epos van geloof, van dienst aan de evangelisatie, van vertrouwen in de kracht van het kruis van Christus!
In dezelfde brief aan de Korintiërs schrijft de apostel: 'Daarom verliezen wij nooit de moed, nu wij ... met deze dienst zijn belast. Wij hebben heimelijkheid en schaamte afgelegd, wij gaan niet met sluwheid te werk, wij vervalsen Gods woord niet. De openlijke verkondiging van de waarheid is onze aanbeveling bij alle mensen die ons voor het aanschijn van God willen beoordelen' (2 Kor. 4, 1-2).
Hoezeer moeten wij God danken voor de verkondigers van het Evangelie, die deze zending in deze geest hebben vervuld! Zij volbrachten namelijk hun taak met vrijmoedigheid en onverschrokkenheid zonder berekeningen ingegeven door menselijk arglistigheid. Daardoor verkondigden zij het woord van God in heel zijn ongeschondenheid. Zonder de praktische consequenties te verzwijgen, die uit de waardigheid van ieder mens als broeder in Christus en kind van God voortvloeien.
En wanneer machtsmisbruik zich tegen de weerloze keerde, ontbrak nooit de stem die een beroep deed op het geweten, de onderdrukking geselde, de waardigheid van de onrechtvaardig behandelde verdedigde, vooral van de zwakste. Met welk een kracht weerklinkt in de geesten het klare woord van fra Antonio de Montesinos, toen hij in de eerste gedocumenteerde homilie, die van de Advent 1511 - bij het begin van de evangelisatie - op deze zelfde plaatsen zijn stem verhief en krachtig de onderdrukking en de misbruiken tegen onschuldigen aanklaagde en uitriep: 'U bent allen in staat van doodzonde ... Zijn dit geen mensen? Hebben zij geen redelijke ziel? Bent u niet verplicht hen te beminnen als uzelf?'. Het was dezelfde stem van de bisschoppen, wanneer zij in de nieuwe wereld de titel zullen aannemen van 'beschermers van de indianen'.
Zo veranderde met de hulp en het onderricht aan de inheemsen de evangelische boodschap - ondanks de nog aanwezige zonde onder de christenen - in solidariteit met de zwakken. Terecht heeft een kroniekschrijver kunnen zeggen, dat 'men aan de religieuzen niet alleen de bovennatuurlijke leer te danken heeft, maar ook. .. dat zij de morele en politieke gebruiken leerden: alles tenslotte wat voor het menselijk leven noodzakelijk is'.
Gedurende deze noveen van jaren wil de Kerk van Latijns-Amerika grote aandacht besteden aan deze dubbele dimensie van het Evangelie. Dat vraagt de volledige geloofszin van het volk van God, welke tot uitdrukking komt in een volwassen christelijke overtuiging en in de verschillende vormen van 'volksreligiositeit', het getuigenis van de diepe wortels van de mysteries van God in het geweten en in het leven van grote menigten menselijke wezens.
Brengen wij daarvoor vurig dank aan de 'Heer van de oogst' voor alle weldaden welke Hij vanaf het begin tot vandaag aan de boodschappers van het goede nieuws verleende.
Het Evangelie van deze Mis herinnert ons aan het bezoek van Maria na de boodschap aan het huis van Elisabet.
Latijns-Amerika is veranderd in het land van het nieuwe bezoek. Want zijn inwoners hebben Christus ontvangen, die in zekere zin werd gebracht in de schoot van Maria, van wie een van de drie karvelen van Columbus de naam droeg. En zij zijn op bijzondere wijze met Christus verbonden door Maria. Daarom is dit continent tot vandaag getuige van een bijzondere aanwezigheid van de moeder van God in het mysterie van Christus en van de Kerk. Vgl. Duitsland, Zondag van het Gezin 1987, "Draagt elkanders lasten" (18 jan 1987), 52-65 Ook uiterlijk wijzen de nieuwe evangelisatielanden op deze aanwezigheid van Maria met hun bijna tweeduizend namen van steden, dorpen en plaatsen die aan de mysteries en titels van de allerheiligste maagd herinneren.
Toen Elisabet de maagd van Nazareth begroette, sprak zij de woorden: 'Zalig zij die geloofd heeft' (Lc. 1, 45), deze woorden kunnen worden toegepast op de bewoners van uw continent: zalig gij, omdat gij hebt geloofd.
Gedurende de noveen van jaren welke wij beginnen, willen wij deze gelukkige gebeurtenis overwegen en God danken voor het geloof van de verschillende generaties die met de fakkel van Christus in hun handen en in hun hart alle landen van het Amerikaanse continent zijn doorgetrokken. En daarom blijven zij in dit geloof de bron van leven en heiligheid vinden.
Bereiden wij ons daarom voor om met Maria het Magnificat te zingen om 'de wonderwerken die Hij deed', om de grote gaven van God, die het leven van de mensen op aarde veranderden in een 'nieuw leven' in volheid; en die daarvoor het vooruitzicht op de eeuwigheid in God opent.
'Heilig is zijn naam. Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen' (Lc. 1, 49-50). Dit is ons lied van dankbare lof tot de Heer voor zijn blijvende barmhartigheid en dat in ons wordt tot erkenning van zijn grootheid en onze gebrekkigheid, eerbied en kinderliefde, belofte van trouw aan zijn geboden, omdat de vreze van God het begin van de wijsheid is. Vgl. Ps. 111, 10
In het Magnificat van Maria weerklinken ook deze woorden: '(God) toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar verheft de geringen. Die hongeren overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen' (Lc. 1, 51-53).
Het geopenbaarde woord toont hier de welwillendheid van God, welke zich uitstrekt over de geringen en kleinen aan wie Hij de geheimen van het rijk openbaarde Vgl. Mt. 11, 25 , en die Hij heeft overladen met zijn goederen en met hoop. Hij is de God van allen, maar verleent zijn barmhartigheid vooral aan de verschoppelingen van deze wereld.
Deze woorden van het Magnificat zijn een vooruitgrijpende weerklank van de zaligsprekingen: 'Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het rijk der hemelen ... Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden' (Mt. 5, 3-6). De Bijbelse werkelijkheid heeft haar grond in de vereenzelviging welke Christus met de armen tot stand brengt: 'Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan' (Mt. 25, 40).
Het voorbeeld van Christus' liefde voor de armen is voor de Kerk van Latijns-Amerika vooral geconcretiseerd sedert Medellin en Puebla in de zogenaamde voorkeurskeuze voor de armen.
In het perspectief van het aanstaande halve millennium van de evangelisatie staat de Kerk van Latijns-Amerika voor de zeer belangrijke taak welke zijn wortels heeft in het Evangelie. Er bestaat geen twijfel over, dat de Kerk volledig trouw moet zijn aan haar Heer door deze keuze in praktijk te brengen, door haar edelmoedige bijdrage te leveren aan het werk van de 'sociale bevrijding' van de menigte armen om tenslotte voor allen een rechtvaardigheid te verkrijgen welke overeenkomt met hun waardigheid als mensen en kinderen van God.
Maar deze belangrijke en dringende taak moet zij verwezenlijken in volledige trouw aan het Evangelie dat het gebruik van methoden van haat en geweld verbiedt;
Dit zijn enkele fundamentele verwijzingspunten welke de Kerk bij haar evangelisatie- en ontwikkelingswerk niet mag vergeten. Zij moeten in acht worden genomen in de praktijk en in de theologische bezinning, samen met de aanwijzingen van de Heilige Stoel in zijn recente 'Congregatie voor de Geloofsleer
Libertatis nuntius
Instructie over bepaalde aspecten van de Theologie van de Bevrijding
(6 augustus 1984)', uitgegeven door de Congregatie voor de Geloofsleer.
Op dit plechtige ogenblik wil ik opnieuw verklaren, dat de Paus, de Kerk en haar hiërarchie betrokken willen blijven bij de zaak van de armen, bij hun waardigheid, bij hun verheffing, bij hun rechten als persoon, bij hun verlangens naar een onontbeerlijke sociale rechtvaardigheid. Daarom moeten de kerkelijke personen en instellingen die volgens deze normen en in eenheid met hun herders werken en zich met een bewonderenswaardige edelmoedigheid aan de zaak van de armen wijden, zich vandaag niet geremd voelen, maar bevestigd en bemoedigd in hun bedoeling.
Terwijl het de eerste helft van het evangelisatiemillennium afsluit, staat Latijns-Amerika voor een grote historische taak.
Daarom ziet de Kerk in dit jubileum een oproep tot een nieuwe creatieve inspanning bij haar evangelisatie. Zij die voortdurend het Evangelie blijft verdiepen. Zij die heel de waarheid en de liefde zoekt welke het Evangelie inhoudt, tracht trouw te zijn aan het programma van Paulus: 'Wij hebben heimelijkheid en schaamte afgelegd, ... wij vervalsen Gods woord niet. De openlijke verkondiging van de waarheid is onze aanbeveling bij alle mensen die ons voor het aanschijn van God willen beoordelen' (2 Kor. 4, 2).
Maar het woord van God heeft om verkondigd te worden menselijke lippen nodig. Wij moeten de onze aan Christus ter beschikking stellen. Daartoe, zijn op de eerste plaats overvloedige of tenminste voldoende priesterroepingen en religieuze roepingen nodig. In de stilte van het vruchtbare gebed dat ontspringt aan de lezing van het goddelijk woord, moeten vele Latijns-Amerikaanse mannen en vrouwen luisteren naar de oproep van God, welke uitnodigt de netten van hun eigen belangen te verlaten om Christus van nabij te volgen, om zich met totale overgave te verenigen met zijn stijl van leven, met zijn belangeloze overgave aan allen en ieder van de mensen die men op weg ontmoet.
Het zijn deze bijzonder Godgewijde mannen en vrouwen die met de huidige pastorale werkers de hechte knooppunten vormen van het apostolisch net dat door alle gedoopten wordt gevormd, kracht zullen geven aan de gewenste catechetische inspanning welke de beste voorbereiding zal moeten vormen op het vijfde eeuwfeest van de Evangelieverkondiging in Amerika. Welke betere hulde zou aan de eerste missionarissen van Latijns-Amerika kunnen worden gebracht dan hen te volgen in hun totale overgave aan Christus en - op diocesane, nationale en continentale schaal - een krachtige catechetische actie te organiseren, welke tot een betere kennis leidt van het geopenbaarde woord en een grotere inzet het in het leven om te zetten?
Deze actie zou onder andere doeleinden die prioriteit hebben, de bevordering moeten inhouden van een gezonde gezinsmoraal en openbare moraal, van een steeds bewustere sacramentele praktijk en welke gericht is op het op gang brengen van het heiligend en apostolisch dynamisme dat de gedoopte eigen is.
De inspanning van de Kerk om trouw te zijn aan Christus, aan zichzelf en aan de mens, is niet iets dat in onze dagen is ontstaan.
Ik heb reeds eerder verwezen naar de geest waarmee zoveel missionarissen die naar dit continent kwamen, hun evangelisatietaak vervulden en tegelijk actieve elementen waren van de sociale ontwikkeling.
Hoeveel zijn wij hen ook menselijkerwijs verschuldigd dank zij het werk dat zij in een evangelische geest van liefde voor ieder mens hebben verricht! Een taak welke in onze dagen vruchtbaar wordt voortgezet in zoveel vormen en op zoveel plaatsen.
Hoeveel andere concrete initiatieven zijn - in de lengte en breedte van Amerika - ontstaan uit de inspiratie welke zoveel Godgewijde mannen en vrouwen of christelijke leken in hun situatie hebben geput en nog putten uit de leer van de Kerk!
In de recente kerkgeschiedenis werd een belangrijk eindpunt gevormd door de conferenties van Medellin en Puebla.
De eerste nam de richtlijnen van het Tweede Vaticaans Concilie op. De tweede nam tien jaar later alle ideale richtlijnen daarvan over, terwijl ze de onjuiste interpretaties van haar besluiten corrigeerde om beter te beantwoorden aan de zending van de Kerk en haar inzet voor de mens.
Hoe groot zijn ook de inspanningen van de episcopaten van elke natie van het continent geweest om de Latijns-Amerikaanse mens door middel van een hernieuwde evangelisatie te verheffen. De CELAM (Consejo Episcopal Latinöamericano: Latijns-Amerikaanse Raad van Bisschoppenconferenties) heeft van zijn kant zijn werk van bezieling, dienst en gemeenschap door talrijke initiatieven voortgezet. Ik kan niet nalaten als meer recent, haar 'Boodschap voor de 500e verjaardag van de ontdekking en evangelisatie van Latijns-Amerika' te vermelden. Daarin wordt de wens uitgesproken, dat aan het Latijns-Amerikaanse volk het licht van Christus wordt gebracht, dat zijn waardigheid wordt erkend, zijn geduld beloond en aan zijn rechten voldaan.
Met dit alles voor ogen kniel ik als bisschop van Rome neer voor de majesteit van de levende God, Vader Zoon en Heilige Geest.
Voor U, Koning der eeuwen en Heer der heren.
En samen met u, broeders in het episcopaat, met u priesters en religieuze families, met u zonen en dochters van Amerika, met de volwassen en jongere generatie, wil ik deze grote noveen van jaren beginnen, welke een nieuwe evangelisatie moge zijn, een grote missie voor Latijns-Amerika, een krachtige geestelijke mobilisatie.
Tijdens deze noveen willen wij door het onbevlekt hart van de moeder van God en op de drempel van het vijfde eeuwfeest van het geloof en van de Kerk in deze landen het verbond tussen het doopsel en het Evangelie vernieuwen.
Het verbond met U, Christus, Vader van de toekomstige eeuw, die onze Verlosser en Heer bent. Met U die leeft en heerst met God de Vader in de eenheid van de Heilige Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.