Paus Pius XII - 13 mei 1946
Daarom begroet de Kerk haar als meesteres en koningin van de engelen en de heiligen, van de patriarchen en de profeten, van de apostelen en de martelaren, van de belijders en de maagden; daarom noemt zij haar koningin van hemel en aarde, glorierijke, allerwaardigste koningin van het heelal:
en zij leert ons, haar dag en nacht aan te roepen onder zuchten en tranen, waaraan dit ballingsoord zo rijk is:
Zijn het niet de eindeloze weldaden, de ontelbare liefdeblijken, waarmee het moederhart van de verheven koningin u heeft overladen, die u hier vandaag dankbaar erkent? De verschrikkelijkste oorlog, die ooit de wereld verwoestte, is vier jaar lang langs uw grenzen geslopen, maar heeft ze nooit overschreden, dank vooral aan onze lieve Vrouw, die van af haar troon van barmhartigheid als van een hoge wachtpost, hier in het centrum van het land, waakte over u en over uw regeerders; zij liet ook niet toe, dat de oorlog u raakte, tenzij juist genoeg om naar waarde te kunnen schatten, van welke ongehoorde rampen haar bescherming u heeft gevrijwaard.