Paus Pius XI - 31 december 1930
Doch laten wij nu, eerbiedwaardige broeders, er toe overgaan, punt voor punt de misbruiken te behandelen, die tegenover elk der huwelijksgoederen staan. Laten wij dus vooreerst spreken over de kinderen. Die durven velen een drukkende last van het huwelijk noemen; volgens hun raad moeten de echtgenoten die met zorg uit hun huwelijk verwijderd houden, en dat niet door eerbare onthouding (die met goedvinden van beide echtgenoten ook in het huwelijk geoorloofd is), maar door het verkrachten van de daad der natuur. Sommigen eisen het recht tot deze misdadige ongebondenheid voor zich op, omdat zij een afkeer van kinderen hebben en alleen de lust verlangen te genieten, zonder de last. Anderen, omdat zij, naar hun zeggen, niet in onthouding kunnen leven, en toch, om persoonlijke bezwaren, om de moeder, of om hun moeilijke financiële toestand zich ook geen kinderen kunnen veroorloven.
Doch daar staat tegenover: geen enkele reden, zelfs niet de zwaarwichtigste, kan wat in zichzelf tegennatuurlijk is, maken tot iets, wat met de natuur in overeenstemming en zedelijk goed is. Welnu, de huwelijksdaad is door haar natuur zelf bestemd om kroost te verwekken. Bijgevolg: wie bij het verrichten van die daad haar opzettelijk beroven van de kracht en het vermogen, die haar van nature eigen zijn, handelen tegen de natuur en verrichten een schandelijke en intrinsiek onzedelijke daad.
Het is dan ook geen wonder, dat ook de heilige Schrift zelf er getuigenis voor aflegt, hoe de goddelijke majesteit deze verfoeilijke misdaad met de diepste haat verafschuwt en ze soms met de dood heeft bestraft. Daaraan herinnert ons de H. Augustinus met de woorden: "De huwelijksdaad wordt een ongeoorloofde en schandelijke daad, ook wanneer ze verricht wordt met de eigen echtgenote, als het ontvangen van een kind daarbij onmogelijk wordt gemaakt. Dat deed Onan, de zoon van Juda, en om die misdaad sloeg God hem met de dood." H. Augustinus, De coniug. adult.. lib. 2, n. 12 Vgl. Gen. 38, 8-10 Apostolische Penitentiarie, Over het onanistisch gebruik van het huwelijk (3 apr 1916)
Nu hebben sommigen, met klaarblijkelijke afwijking van de christelijke leer, zoals die van den beginne af onafgebroken is overgeleverd, onlangs gemeend, een andere leer omtrent deze handelwijze officieel te moeten afkondigen. Daarom verheft de katholieke Kerk, aan wie God zelf de taak heeft opgedragen om de ongereptheid der zeden en de eerbaarheid te verkondigen en te verdedigen, te midden van dit zedelijk verval, met het doel de reinheid van het huwelijk voor deze schadelijke smet te vrijwaren, tot teken van haar goddelijke zending, door onze mond luide haar stem, en kondigt zij het opnieuw af; ieder huwelijksgebruik, bij welks uitoefening de handeling door opzettelijk menselijk ingrijpen beroofd wordt van haar natuurlijke krachten om leven voort te brengen, is een inbreuk op de wet van God en de wet der natuur, en wie zich daaraan schuldig maken, bezoedelen zich met de smet van zware zonde.
Aan de biechtvaders en de andere zielzorgers geven wij krachtens ons hoogste gezag en krachtens de ons opgedragen zorg voor het heil van alle zielen deze vermaning: zij mogen de hun toevertrouwde gelovigen omtrent deze zeer ernstige wet van God niet in dwaling laten; nog veel meer moeten zij zichzelf vrij houden van zulke valse meningen, en zij mogen er op geen enkele wijze toegeeflijk voor zijn. Als echter - wat God verhoede - een biechtvader of zielenleider de hem toevertrouwde gelovigen zelf in dwaling brengt, of althans door goedkeuring of door listig zwijgen in die dwaling bevestigt, dan wete hij, dat hij eenmaal voor de opperste rechter, God, strenge rekenschap van dit ambtsverraad zal moeten afleggen, en dan achte hij Christus woorden op zich toepasselijk: "Zij zijn blinde leiders van blinden; maar als de ene blinde de andere leidt, vallen zij beiden in de kuil." (Mt. 15, 14) Heilig Officie, Over de gedeeltelijk voltrokken geslachtsdaad (22 nov 1922)
De redenen echter, die men ter verdediging van dit verkeerd gebruik van het huwelijk aanvoert, - en nu willen wij over de onzedelijke motieven nog zwijgen - zijn niet zelden schijnredenen of overdrijvingen. Dat wil niet zeggen, dat de Kerk, die goede moeder, niet door en door begrijpt en meevoelt, wat het zeggen wil, als de gezondheid en het leven der moeder op het spel staat. Wie zou zonder medelijden daaraan kunnen denken? Wie gevoelt niet de hoogste bewondering voor een moeder, die hij zich met heldenmoed ziet blootstellen aan een bijna zeker levensgevaar, om het leven van een eenmaal ontvangen kind te behouden? Wat zij geleden heeft om haar natuurlijke plicht ten volle te volbrengen, dat zal alleen God in Zijn oneindige rijkdom en barmhartigheid kunnen vergelden; Hij zal haar zeker niet slechts een volgestampte maar een overlopende maat (Lc. 6, 38) van beloning schenken.