NORMAE DE DISPENSATIONE A SACERDOTALI COELIBATU AD INSTANTIAM PARTISProcedure bij de behandeling van dispensatie-aanvragen in het celibaat
(Soort document: Congregatie voor de Geloofsleer)
Franjo Kardinaal Seper -
14 oktober 1980
NORMAE DE DISPENSATIONE A SACERDOTALI COELIBATU AD INSTANTIAM PARTIS
Procedure bij de behandeling van dispensatie-aanvragen in het celibaat
Aan alle plaatselijke Ordinarii en de Algemene Oversten van klerikale religieuze instituten.
Paus Joannes Paulus II heeft in zijn
H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Novo incipiente
Aan de priesters op Witte Donderdag 1979
(8 april 1979), opnieuw de grote betekenis van het priestercelibaat in de Latijnse Kerk in het volle licht geplaatst. Naar zijn eigen woorden deed hij dit in aansluiting bij de leer van het Tweede Vaticaans Concilie en de daaropvolgende uiteenzetting van deze leer in de encycliek
H. Paus Paulus VI - Encycliek
Sacerdotalis Caelibatus
Over het priestercelibaat
(24 juni 1967) van Paulus VI en tenslotte de bespreking tijdens de
bisschoppensynode van 1971. De H. Vader wijst erop, dat het over een zeer belangrijke aangelegenheid gaat welke nauw samenhangt met hetgeen het Evangelie ons leert. De Latijnse Kerk wilde en wil ook nu, in navolging van het voorbeeld van Christus de Heer en overeenkomstig de apostolische leer en de eigen traditie, dat allen die het wijdingssacrament ontvangen deze zelfverloochening aanvaarden, niet slechts als een eschatologisch teken maar ook als 'een teken van een zich vrij maken, dat dan gericht is op de uitoefening van het ambt'.
De Paus stelt immers: 'iedere Christen, die het wijdingssacrament gaat ontvangen, bindt zich welbewust en in volle vrijheid tot het onderhouden van het celibaat, nadat hij een voorbereiding van jaren achter de rug heeft, waartoe in verband met het te nemen besluit ook rijp beraad en veel gebed hebben bijgedragen. Dán slechts neemt hij een besluit tot een celibatair leven, wanneer hij tot de overtuiging is gekomen dat Christus hem die gave schenkt ten bate van de Kerk en de dienst van anderen ... Hieruit blijkt duidelijk dat een aldus tot stand gekomen voornemen niet slechts bindend is op grond van een door de Kerk uitgevaardigde wet, maar evenzeer vanuit het bewustzijn als mens bepaalde verplichtingen op zich genomen te hebben. Hieruit volgt derhalve dat hij zich moet houden aan de beloften die hij aan Christus en de Kerk heeft gedaan'. Bovendien verwachten de Christenen die zich gebonden weten door de huwelijksband, terecht van de priesters - zo voegt de H. Vader hier aan toe - 'een goed voorbeeld en getuigenis van trouw jegens hun roeping tot aan de dood'. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de priesters op Witte Donderdag 1979, Novo incipiente (8 apr 1979)
De moeilijkheden echter die de priesters in de loop der laatste jaren hebben ondervonden, hebben tot gevolg gehad dat niet weinigen van hen dispensatie gevraagd hebben in de aan de priesterwijding verbonden verplichtingen, in het bijzonder de verplichtingen van het celibaat. Paus Joannes Paulus II is wegens de wijd om zich heen grijpende uitbreiding van dit feit - dat een pijnlijke wonde heeft toegebracht aan de Kerk, welke op deze wijze diep getroffen is in haar levensbron zelf, en dat de Herders en de gehele christelijke gemeenschap met droefheid vervult - vanaf het begin van zijn opperste herderlijk ambt overtuigd geraakt van de noodzaak een onderzoek in te stellen omtrent de situatie die hieruit is ontstaan, de oorzaken daarvan en het vinden van wegen tot verbetering van deze toestand.
In feite moet vermeden worden, dat een dergelijke belangrijke zaak als de dispensatie in het celibaat, als een recht wordt beschouwd dat de Kerk zou moeten erkennen als zonder onderscheid eigen aan al haar priesters. Integendeel is dátgene als een werkelijk recht te beschouwen wat de priester door het geven van zichzelf aan Christus en het gehele Volk Gods gegeven heeft, die daarom van hem de onderhouding van de trouw aan zijn belofte verwachten, niettegenstaande ernstige moeilijkheden die in dit leven kunnen voorkomen. Evenzo moet voorkomen worden dat de dispensatie in het celibaat na verloop van tijd beschouwd gaat worden als het resultaat van een summier administratief proces.
Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de priesters op Witte Donderdag 1979, Novo incipiente (8 apr 1979), 9 Al te grote goederen worden hier in gevaar gebracht: op de eerste plaats het welzijn van de priester zelf, die de dispensatie vraagt en van mening is dat dit de enige oplossing is van het eigen existentiële probleem waarvan hij de zwaarte niet langer meent te kunnen dragen; vervolgens het algemeen welzijn van de Kerk, die er niet onverschillig onder kan blijven dat geleidelijk het priesterbestand, dat volstrekt noodzakelijk is voor de uitoefening van haar taak, uiteenvalt; tenslotte het bijzondere welzijn van de plaatselijke Kerken, met name van de bisschoppen met hun priestercollege - die hun best doen om zoveel mogelijk de noodzakelijke krachten voor het apostolaat te behouden -, maar tevens van alle groepen gelovigen voor wie de dienst van de priesters een recht en een noodzakelijkheid is. In deze aangelegenheid moet derhalve een veelvoud van aspecten in acht genomen worden, die men in onderling verband moet zien, met behoud van de rechtvaardigheid en naastenliefde: geen enkel van die aspecten mag verwaarloosd of overboord geworpen worden.
De H. Vader is zich bewust van de vele en tevens ingewikkelde aspecten van deze kwestie, die pijnlijke persoonlijke situaties met zich meebrengen, en houdt tevens in het oog dat alles gezien moet worden in de geest van Christus. Zeer vele bisschoppen hebben adviezen gegeven, vergezeld van inlichtingen. De H. Vader besloot daarom de nodige tijd te nemen om tezamen met zijn medewerkers een behoedzaam en op goede gronden steunend overleg tot stand te brengen betreffende de aanvaarding, het onderzoek en de besluitvorming inzake de verzoeken tot dispensatie in het celibaat. Hetgeen in het hiernavolgende kort uiteengezet wordt, is te beschouwen als het resultaat van dat diepgaand overleg. De voortdurende toeleg om alle aspecten die met deze aangelegenheid te maken hebben in de overwegingen te betrekken, hebben aanleiding gegeven en geleid tot normen volgens welke in het vervolg het onderzoek verricht moet worden van de aanvragen die bij de H. Stoel binnenkomen. Vanzelfsprekend is het volstrekt noodzakelijk, dat dergelijke normen altijd functioneren in het kader van de pastorale geest waarop zij steunen.
De
Congregatie voor de Geloofsleer neemt bij de beoordeling van de verzoeken die aan de H. Stoel voorgelegd worden - behalve de gevallen van priesters die reeds lang geleden het priesterleven vaarwel gezegd hebben en nu de stand van zaken, die niet meer te veranderen is, willen saneren - slechts de aanvragen van diegenen in behandeling, die de priesterwijding niet hadden moeten ontvangen ófwel omdat met name te weinig de noodzakelijke aandacht was besteed aan de vrije beslissing of het verantwoordelijkheidsbesef, ófwel omdat de bevoegde overheden ten tijde dat dit had moeten gebeuren, niet in staat bleken te zijn verstandig en bekwaam genoeg te beoordelen of de kandidaat inderdaad voldoende geschikt was om gedurende zijn gehele leven een aan God gewijd celibaat te onderhouden.
Bovendien moet in deze aangelegenheid iedere lichtvaardige wijze van handelen vermeden worden, die een grote schade kan veroorzaken en zeker kan leiden tot een trieste verwondering en ergernis bij zeer vele gelovigen, omdat dit afbreuk doet aan de betekenis van het priesterschap, de heiligheid van de wijding en het gewicht van de eenmaal aanvaarde verplichtingen. Daarom moet de beweegreden voor de dispensatie aangetoond worden op grond van talrijke en deugdelijke argumenten. Deze zelfde zorg om de zaken met de nodige ernst te behandelen en het welzijn van de gelovigen veilig te stellen, zal tot gevolg hebben dat de aanvragen die anders dan met een nederig hart ingediend worden, niet aanvaard worden.
De
Congregatie voor de Geloofsleer weet zeer wel, dat zij bij het volbrengen van deze moeilijke haar door de H. Vader toevertrouwde taak, kan vertrouwen op de volle en vastberaden medewerking van alle betreffende Ordinarii. Zij verklaart zich bereid om alle hulp te bieden welke zij verlangen. Zij vertrouwt er ook ten volle op, dat de Ordinarii de gestelde normen op de juiste wijze zullen naleven. Het is de
Congregatie immers welbekend, dat zij in deze aangelegenheid met pastorale ijver hun best doen de noodzakelijke voorwaarden te scheppen om het welzijn van de Kerk en het priesterschap te kunnen dienen en het geestelijk leven van de priesters alsook van de christelijke gemeenschappen te bevorderen. Tenslotte: de
Congregatie weet, dat de Ordinarii ten opzichte van al hun priesters, in het bijzonder ten aanzien van diegenen die in een ernstige geestelijke crisis verkeren, niet kunnen vergeten dat zij krachtens hun plichten van geestelijk vaderschap hen een vastberaden en absoluut noodzakelijke hulp moeten bieden. Deze steun moet erop gericht zijn de op de wijdingsdag jegens onze Heer Jezus Christus en zijn Kerk aanvaarde verplichtingen gemakkelijker en met meer vreugde te kunnen volbrengen. De Ordinarii zullen daarbij in de Heer alles proberen te doen dat zij kunnen om de wankelende broeder de gemoedsrust, het vertrouwen, de boetvaardigheid en de vurigheid te helpen herwinnen, met de medewerking van medebroeders, vrienden, bloedverwanten, artsen en psychologen; overeenkomstig de persoonlijke situatie van de persoon-inkwestie.
Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over het priestercelibaat, Sacerdotalis Caelibatus (24 juni 1967), 82.91
© 1981, Archief van Kerken, jrg. 36, n. 5, p. 237-239
Vertaling R.K. Kerkprovincie