Kardinalen Frings, Lefèbvre, Jaeger, Florit, Browne en Joumet - 15 oktober 1968
CUM IN NEERLANDIA Verklaring ter herziening van de Nieuwe Katechismus |
|||
► | LEERSTELLIG DEEL |
De catechismus moet leren dat God, behalve de zichtbare wereld waarin wij leven, ook een rijk van zuivere geesten geschapen heeft, die wij engelen noemen. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 2-4 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 49.50 Ook zal er worden uiteengezet, dat de ziel van iedere mens, daar zij geestelijk is Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 14, onmiddellijk door God geschapen wordt Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen, Humani Generis (12 aug 1950), 36 zie 'Verklaring' AAS, jrg 60 (1968), p. 687
Hoewel als gevolg van de kwesties over de oorsprong van het menselijk geslacht in zijn langzame ontwikkeling, het dogma van de erfzonde heden ten dage nieuwe moeilijkheden oplevert, moet toch in de nieuwe catechismus getrouw weergegeven worden de leer van de Kerk over de mens, die in het begin van de geschiedenis is opgestaan tegen God Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 13.22, met het gevolg, dat hij voor zichzelf en geheel zijn nageslacht de heiligheid en gerechtigheid verloor waarin hij geplaatst was, en een werkelijke staat van zonde door voortplanting van de menselijke natuur aan allen doorgaf. Beslist moeten uiteenzettingen vermeden worden die de indruk kunnen wekken, dat de afzonderlijke leden van de menselijke familie slechts hierdoor met de erfzonde worden besmet. Dat zij door hun oorsprong innerlijk onderworpen zijn aan de invloed van de menselijke gemeenschap waarin de zonde heerst, en zich zo aanvankelijk op de weg der zonde bevinden. zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 687 e.v.
Men zal in de catechismus openlijk belijden, dat de Heilige Moeder van het mensgeworden Woord blijvend met de eer der maagdelijkheid gesierd ging. En tevens duidelijk het feit zelf leren der maagdelijke ontvangenis van Jezus, dat met het mysterie van de menswording ten hoogste overeenstemt; en er zal geen aanleiding meer gegeven mogen worden om dit feit - tegen de op de H. Schrift steunende overlevering der Kerk in - te loochenen. Met behoud van slechts een symbolische betekenis. Bijvoorbeeld die van de uit louter genade voortvloeiende gave. Welke God ons in zijn Zoon geschonken heeft. zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 688
De tot ons geloof behorende elementen van de leer over de genoegdoening door Christus zullen duidelijk worden weergegeven. Zozeer heeft God de zondige mensen liefgehad, dat Hij Zijn Zoon in de wereld gezonden heeft, om hen met Zich te verzoenen Vgl. 2 Kor. 5, 19
. "Wij zijn met de ons reeds liefhebbende (God) verzoend", aldus de H. Augustinus, "met Wie wij vanwege onze zonden in vijandschap leefden". H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. tr. Cx, n. 6
Jezus is derhalve, als eerstgeborene onder vele broeders Vgl. Rom. 8, 29
voor onze zonden gestorven Vgl. 1 Kor. 15, 3
. Heilig, onschuldig, onbesmet Vgl. Hebr. 7, 26
onderging hij voorzeker geen straf die God op Hem deed neerkomen, maar vrijwillig en met kinderlijke liefde aan zijn Vader gehoorzamend Vgl. Fil. 2, 8
heeft hij voor Zijn zondige broeders en als hun middelaar Vgl. 1 Tim. 2, 5
de dood aanvaard, die het loon van hun zonde is Vgl. Rom. 6, 23
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 18. Door deze allerheiligste dood, die in de ogen van God overvloedig opwoog tegen de zonde der wereld, heeft Hij bewerkt, dat aan het mensdom de Goddelijke genade werd teruggeschonken als een goed, dat het in Zijn Goddelijk hoofd verdiend had Vgl. Hebr. 10, 5-10
Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 3.15.40 zie 'Verklaring', AAS jrg 60 (1968), p. 688
Jezus heeft zich tot herstel van onze misdrijven aan Zijn Vader opgedragen als een heilig slachtoffer, waarin God zijn welbehagen had. "Christus heeft ons liefgehad en zich voor ons overgegeven als een gave en offer tot lieflijke geur voor God" (Ef. 5, 2).
Het kruisoffer echter wordt in Gods Kerk onafgebroken voortgezet in het Eucharistisch offer Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 47. In de Eucharistische viering nl. offert Jezus als voornaamste priester zich op aan God door de consecratorische offering, welke de priesters verrichten, en waarbij de gelovigen zich aansluiten. Deze viering echter is offer en maaltijd. Het opdragen van het offer wordt aangevuld door de Communie, waarin het aan God opgedragen slachtoffer als spijs genuttigd wordt, om de gelovigen met zich te verenigen en hen onderling in liefde te verbinden Vgl. 1 Kor. 10, 17 . zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 688 e.v.
Heel duidelijk moet verklaard worden, dat na de consecratie van brood en wijn het Lichaam en Bloed van Christus zelf op het altaar tegenwoordig zijn en in de H. Communie op sacramentele wijze worden genuttigd. Zodat zij die waardig tot deze goddelijke tafel naderen, geestelijk met Christus de Heer gevoed worden. Bovendien moet worden uiteengezet, dat brood en wijn, wat hun innerlijke (niet fenomenale) werkelijkheid betreft, door de uitgesproken consecratiewoorden veranderd worden in het Lichaam en Bloed van Christus, en dat daardoor daar, waar de gedaanten of de fenomenale realiteit blijven, op geheel mysterieuze wijze de mensheid zelf van Christus verborgen is, verbonden met zijn Goddelijke persoon.
Na deze wonderbare verandering, die in de Kerk de naam van transsubstantiatie kreeg, ontvangen de gedaanten van Brood en Wijn wel degelijk een nieuwe betekenis en een nieuwe bedoeling, daar zij Christus zelf, de bron van de door de H. Communie mee te delen genade en liefde, werkelijk bevatten en aanduiden. Maar juist daarom krijgen zij deze nieuwe betekenis en deze nieuwe bedoeling, wijl er een transsubstantiatie heeft plaats gehad Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965) Schreiben der deutschen Bischöfe an Alle, die von der Kirche mit der Glaubensverkündigung beauftragt sind, n. 43-47 Zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690 e.v.
Men zal laten uitkomen, dat de onfeilbaarheid van de Kerk slechts een juiste richting aangeeft bij een altijd voortschrijdend zoeken, maar de waarheid in de te bewaren geloofsleer, welke ook altijd in dezelfde zin moet worden uitgelegd Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 17-22 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 7-10.
"Het geloof is niet alleen een zoeken, het is vooral een zekerheid". H. Paus Paulus VI, Homilie, Bij de opening van de Eerste Synode van Bisschoppen (29 sept 1967). AAS, 59 (1967), p. 966
Men zal ook niet toelaten, dat de lezers van de catechismus de indruk zouden krijgen, dat het menselijk verstand alleen maar blijft steken bij de woordelijke of begrippelijke weergave van het geopenbaarde mysterie. Men zal er veeleer zorg voor dragen dat zij inzien, dat het menselijk verstand met zijn begrippen "in een wazige spiegel" en "ten dele", zoals Sint Paulus zegt (1 Kor. 13, 12), maar toch op zonder meer ware wijze de geopenbaarde mysteries kan uitdrukken en bereiken. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 689
Men moet voorkomen dat de waardigheid zou verminderd worden van het ambtelijk priesterschap, dat in het deelnemen aan het priesterschap van Christus niet alleen gradueel maar ook essentieel verschilt van het algemeen priesterschap van de gelovigen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10 Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 11. AAS, 59 (1967) n. 11, p. 548.
Men zorge er voor bij de beschrijving van de taak van de priesters beter het middelaarschap tussen god en de mensen te laten uitkomen, dat zij uitoefenen, niet alleen bij de prediking van het woord Gods, de vorming van de christelijke gemeenschap, de bediening van de Sacramenten, maar ook en vooral bij het opdragen van het eucharistisch offer in naam van geheel de Kerk Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2.13.
Bovendien zal men duidelijk laten uitkomen, dat de leer- en bestuursmacht in de Kerk direct gegeven is aan de Paus en aan de Bisschoppen in hiërarchische gemeenschap met hem verbonden, niet echter aan het volk Gods, dat deze dan verder aan hen zou doorgeven. Het ambt der Bisschoppen is dus niet een door het volk Gods hen gegeven opdracht, maar een opdracht die zij van God ontvangen hebben tot heil van geheel de gelovige gemeenschap.
Duidelijker moet blijken, dat Paus en Bisschoppen niet alleen maar samenvatten en bekrachtigen datgene, wat heel de gelovige gemeenschap gelooft. Immers het volk Gods wordt zo door de Geest der waarheid opgewekt en gesteund, dat het onder leiding van het leergezag, waaraan het toekomt de geloofsschat authentiek te bewaren, uit te leggen en te verdedigen, onwankelbaar het woord Gods aanhangt. Op deze wijze ontstaat er bij het geestelijk opnemen van het overgeleverde geloof, bij het belijden met de mond en bij het uitdragen in daden een uitzonderlijke overeenstemming tussen Bisschoppen en gelovigen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10. De heilige overlevering en de Heilige Schrift - die het ene heilige vastgelegde geloofsgoed vormen - en het leerambt van de Kerk hangen zo met elkander samen, dat het een zonder het ander niet bestaan kan Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10
En tot slot moet de macht, waarmede de Paus de Kerk bestuurt, duidelijk voorgesteld worden als een volledige, hoogste en universele bestuursmacht, welke de herder van de gehele Kerk altijd vrij kan uitoefenen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22 zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690
Op meer passende wijze zou moeten gesproken worden over de drie aanbiddelijke personen in God, welke terecht de Christenen met de ogen van het geloof beschouwen en met kinderlijke liefde bejegenen, niet alleen zoals zij naar voren treden in de heilseconomie, maar ook zoals zij van eeuwigheid bestaan in hun innerlijke leven, waarvan wij de aanschouwing verwachten. Over de uitwerking van de sacramenten moet hier en daar nauwkeuriger gesproken worden. Men zal voorkomen, dat de catechismus lijkt te zeggen, dat wonderen alleen maar van Godswege kunnen geschieden in zoverre zij niet afwijken van de gang der uitwerkingen, die door de krachten van de geschapen wereld kunnen worden voortgebracht. En tenslotte, er moet klaar gesproken worden over de zielen der rechtvaardigen welke, voldoende gezuiverd, reeds de aanschouwing Gods genieten, terwijl de Kerk-onderweg nog de glorierijke komst van de Heer verwacht en de uiteindelijke Verrijzenis Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 49.51 zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 690 e.v.
Men zal het bestaan van morele wetten niet in het duister laten, die wij zo kunnen kennen en uitdrukken, dat zij ons geweten altijd en in alle omstandigheden binden. Oplossingen van gewetenskwesties, die niet voldoende rekening houden met de onverbreekbaarheid van het huwelijk, moeten vermeden worden. Met recht wordt veel belang gehecht aan de zedelijke grondhouding van de persoon, maar men moet ervoor oppassen, dat deze grondhouding niet te zeer onafhankelijk gesteld wordt van de daden. De uiteenzetting van de huwelijksmoraal moet meer getrouw de onverkorte leer weergeven van het Tweede Vaticaans Concilie en van de H. Stoel. zie "Verklaring", AAS jrg 60 (1968), p. 691
Hoewel de voorgaande aanmerkingen niet weinige en niet licht zijn, laten zij toch verreweg het grootste deel van De Nieuwe Katechismus onaangetast met zijn prijzenswaardig pastoraal, liturgisch en Bijbels karakter. Eveneens gaan zij niet in tegen de lofwaardige opzet van de auteurs van de Katechismus, de eeuwige blijde boodschap van Christus voor te stellen op een wijze, die aangepast is aan de denkwijze der mensen van onze tijd. Juist de grote kwaliteiten die het werk sieren, vragen er zelf om, dat de leer der Kerk steeds zonder verduisterende schaduw wordt weergegeven.
JOSEPH KARD. FRINGS
JOSEPH KARD. LEFEBVRE
LAURENTIUS KARD. JAEGER
HERMENEGILDUS KARD. FLORIT
MICHAEL KARD. BROWNE
CAROLUS KARD. JOURNET
Petrus Palazzini, Secretaris
15 oktober 1968