Kardinalen Frings, Lefèbvre, Jaeger, Florit, Browne en Joumet - 15 oktober 1968
CUM IN NEERLANDIA Verklaring ter herziening van de Nieuwe Katechismus |
|||
► | HISTORISCH DEEL |
Toen in Nederland, onder de titel “De Nieuwe Katechismus” (1966) een boek verscheen, dat enerzijds buitengewone kwaliteiten vertoonde, anderzijds echter door zijn nieuwe opinies van de beginne af niet weinig gelovigen in verontrusting bracht, kon de H. Stoel, vanwege zijn opdracht het geloof van het volk Gods te beschermen, niet nalaten zijn aandacht aan deze zaak te wijden. De H. Vader wilde echter, dat er eerst een samenspraak zou plaats hebben tussen drie door de H. Stoel aangewezen theologen en drie van het Nederlands Episcopaat over de moeilijkheden, welke de tekst van de Katechismus veroorzaakte.
In dit onderhoud, dat plaats vond van 8 tot 10 april 1967, verzochten de door de H. Stoel aangewezen theologen, op grond van de opzet der H. Congregatie van het Concilie in de geest van de H. Vader, vol vertrouwen, dat men in de Katechismus enige punten zou opnemen, die bij nader doordenken der woorden zonder mogelijkheid tot twijfel beantwoorden aan het geloof der Kerk, aan de ware stand der zaken en aan het gevoelen der gelovigen.
Maar het onderhoud had bijna geen gevolg. Ook werden er geen veranderingen aangebracht omtrent de punten, die de H. Vader zelf bij wijze van voorbeeld had aangegeven: “bij voorbeeld, wat betreft het geloofsdogma der maagdelijke oorsprong van Jezus Christus; wat betreft de op Evangelie en Overlevering der Kerk steunende leer, volgens welke wij geloven in het bestaan van engelen; en wat betreft het karakter van voldoening en offer, waarmee Christus zich aan zijn hemelse Vader opdroeg, om onze zonden uit te delgen en de mensen weer met de Vader te verzoenen”.
Na kennis genomen te hebben van de afloop van dit gesprek, vóór alles uit het rapport, dat gezamenlijk werd opgesteld, zowel door de theologen welke de H. Stoel had aangewezen, als door de theologen van het Nederlands Episcopaat, gaf de H. Vader opdracht aan een Commissie van Kardinalen (Frings, Lefébvre, Jaeger, Florit, Browne en Journet) de zaak te onderzoeken en er een oordeel over uit spreken. Deze Commissie, die voor het eerst bijeen kwam op 27 en 28 juni 1967, in het bijzijn van Nederlands sprekende theologen, stelde vast, dat De Nieuwe Katechismus met zorg moest herzien worden, voordat er nieuwe uitgaven en vertalingen zouden verschijnen. Bovendien koos zij uit zeven naties een nieuwe groep theologen uit, die de tekst van de Katechismus zouden onderzoeken en er hun oordeel over zouden geven.
Mèt de Katechismus zelf werd aan deze groep ook het bovenvernoemde rapport over het eerste gesprek der theologen ter hand gesteld. Aan dit rapport werd in de maand september een lijst van veranderingen toegevoegd, welke de auteurs van de Katechismus intussen hadden aangeboden. Na nauwgezet onderzoek stelde de groep theologen hun aanmerkingen op, zowel over de tekst van de Katechismus, als over de lijst der aangeboden verbeteringen, waarvan de meeste echter nog niet voldoende schenen.
Alle afzonderlijke aanmerkingen van de groep theologen werden met instemming van alle aanwezigen goedgekeurd. Nadat de Kardinalen de aanmerkingen van deze groep theologen en andere documenten ontvangen hadden, kwamen zij wederom te samen van 12 tot 14 december 1967. Na stuk voor stuk deze aanmerkingen besproken te hebben, stelden zij, bij stemming over iedere afzonderlijk, definitief vast, wat er in de tekst van de Katechismus veranderd moest worden en in welke vorm; eveneens stelden zij een kleine Commissie samen, met de hulp van Z. Em. Kardinaal Alfrink, bestaande uit twee eigen afgevaardigden en twee van het Nederlands Episcopaat, welke de zaak voor goed ten uitvoer zou brengen. Het door deze Commissie in februari 1968 voltooide werk werd aan de H. Stoel, aan de Kardinalen en aan het Nederlands Episcopaat overgedragen.
Maar reeds eerder verscheen, buiten de wil van het Nederlands Episcopaat om en zonder de noodzakelijke verbeteringen, een Engelse vertaling van De Nieuwe Katechismus; evenzo werd onlangs een Duitse vertaling uitgegeven en daarna een Franse. Bovendien werden in verband met deze zaak onlangs in een Nederlands tijdschrift en in een in Italië verschenen boek documenten gepubliceerd, die vertrouwelijk en uiteraard geheim waren, o.a. een H. Paus Paulus VI - Brief
Aan Kardinaal Alferink
Over de Nieuwe Katechismus
(30 maart 1967).
In het voornoemde boek nu zijn aan de gepubliceerde documenten uitgebreide aanmerkingen en uiteenzettingen toegevoegd, waarin niet alleen aan de door de H. Stoel met opdracht belaste theologen meningen toegeschreven worden, die hun volkomen vreemd zijn, maar bovendien worden ook punten van de Katechismus, die correctie nodig hebben, met verschillende kunstgrepen voortdurend verzwakt en krijgen een schijnbaar onschuldig aanzien ,dat in feite met de waarheid niet overeenstemt. Niet zelden worden goede uitspraken geciteerd, die echter onvoldoende zijn, om de tegenovergestelde verklaringen te corrigeren, te meer, daar deze overeenkomen met de door de auteurs van de Katechismus in andere geschriften uiteengezette meningen. Ter voorbereiding van nieuwe edities van de Katechismus worden oplossingen voorgesteld, die geenszins overeenkomen met die, welke door de Commissie der Kardinalen, met goedkeuring van de H. Stoel, werden vastgesteld, en er wordt gesuggereerd, alleen die verbeteringen enigszins te aanvaarden, welke door Zijne Heiligheid uitdrukkelijk werden vermeld, ofschoon uit de boven aangehaalde woorden van de Paus blijkt, dat hij slechts voorbeelden aangaf van de door hem verwachte verklaringen.
In hetzelfde boek worden op niet terechte wijze opinies van enige hedendaagse exegeten aangewend over de aard en wijze waarop St. Mattheus en St. Lucas de voornaamste feiten aangaande de oorsprong en kindsheid van Onze Heer wilden voorstellen en verklaren. Immers, terwijl ieder der theologen en auteurs, waarop het boek zinspeelt, houdt, dat de maagdelijke ontvangenis van Jezus moet gerekend worden tot die voornaamste gebeurtenissen, welke de Evangelies van de kindsheid van de Heer als werkelijk gebeurd voorstellen, waagt het boek te besluiten, niet zonder schending van het katholieke geloof, dat het aan de gelovigen is toegestaan, niet meer te geloven in het mysterie van de maagdelijke ontvangenis in haar zowel geestelijke als lichamelijke werkelijkheid, maar slechts in een zekere symbolische zin.
In deze gepubliceerde geschriften gaat men op verschillende wijzen in tegen de opzet van de H. Stoel, deze zaak van niet weinig belang op te lossen tot heil van het volk Gods en in eensgezindheid met het Nederlands Episcopaat. Hierom, en wijl de niet gewijzigde Katechismus reeds in vier talen verspreid wordt, leek het noodzakelijk, voordat de verbeterde edities en vertalingen van de Katechismus eindelijk zouden verschijnen, in deze Verklaring reeds een samenvatting te geven van het oordeel der Kardinalencommissie. Op deze manier zal het voor de gelovigen duidelijk zijn, hoe zij in overeenstemming met de Kerk van Christus en met de Stoel van Petrus zonder gevaar kunnen denken en getuigen over de Heilsboodschap.