H. Paus Johannes Paulus II - 8 december 2002
Tegenover het groeiende bewustzijn van de rechten van de mens op nationaal en internationaal niveau begreep Johannes XXIII de aan dit fenomeen inherente kracht en zijn buitengewone vermogen om de geschiedenis te veranderen. Wat enkele jaren later verrassend genoeg ook bleek, voor in Centraal- en Oost-Europa en zijn inzicht op een bijzondere manier bevestigde. De weg naar de vrede, leerde de paus in zijn encycliek, moest doorheen de verdediging en de bevordering van de fundamentele mensenrechten. Inderdaad, elke mens geniet van deze rechten, niet als een voorrecht dat toegekend wordt aan een welbepaalde sociale klasse of door de staat, maar als een prerogatief dat hem eigen is als persoon: "Het fundament van elke goed geordende en vruchtbare samenleving is het principe dat elk menselijk wezen een persoon is, d.w.z. een wezen begiftigd met intelligentie en een vrije wil. Juist daardoor beschikt hij over rechten en plichten, die zowel de ene als de andere in hun geheel en onmiddellijk voortvloeien uit zijn wezen: daarom ook zijn ze universeel, onschendbaar en onvervreemdbaar" H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 9.
In de encycliek ging het niet om louter abstracte ideeën, maar om ideeëngoed met verreikende praktische consequenties, zoals de geschiedenis niet eens veel later zou bewijzen. Op basis van de overtuiging dat alle menselijke leven gelijkwaardig is en dat de samenleving bijgevolg haar structuren op die vooronderstelling moet afstemmen, ontstonden vrij snel bewegingen voor de rechten van de mens, die op die manier een van de grootste dynamische krachten van de hedendaagse geschiedenis een concrete politieke vorm probeerden te geven. De bevordering van de vrijheid werd beschouwd als een onontbeerlijk onderdeel van de daadwerkelijke inzet voor de vrede. Die bewegingen, die in vrijwel alle delen van de wereld opdoken, droegen bij in het omvergooien van dictatoriale bestuursvormen en dwongen die te vervangen door andere, meer democratische en participatieve bestuursvormen. In werkelijkheid bewezen ze dat vrede en vooruitgang maar verworven kunnen worden door middel van het respect voor de universele morele wet, ingeschreven in het hart van de mens Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, De mensheid heeft moed nodig voor de toekomst, Voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de wereldorganisatie (5 okt 1995), 4 .