• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Getuigenis en zending van Jezus

Het getuigenis dat de Heer over zichzelf geeft en dat Lucas in zijn Evangelie heeft opgenomen - "Ik moet de Blijde Boodschap van het Godsrijk verkondigen" Vgl. Lc. 4, 43 - is zonder twijfel van groot belang, want het definieert met één woord de zending van Jezus: "want daarvoor ben Ik uitgezonden." Vgl. Lc. 4, 43 Deze woorden krijgen hun volle betekenis als ze in verband gebracht worden met de voorafgaande verzen, waar Christus de uitdrukking van de profeet Jesaja op zichzelf betrekt: "De geest des Heren is over mij gekomen omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen." (Lc. 4, 18) Vgl. Jes. 61, 1

Van stad tot stad en vooral aan de allerarmsten, die er dikwijls het meest voor open staan, de vreugdevolle boodschap verkondigen dat Gods aanbod, zijn beloften en zijn Verbond, nu in vervulling gaan: dat is de zending waarvoor Jezus zegt dat de Vader Hem gezonden heeft. En al de aspecten van zijn Mysterie - de incarnatie, de wonderen, het onderricht, de roeping van de leerlingen, de zending van de Twaalf, het Kruis en de Verrijzenis, en zijn blijvende tegenwoordigheid te midden van de zijnen - vormen evenzoveel bestanddelen van zijn evangeliserende werkzaamheid.

Jezus, de eerste die Evangeliseert

Heel dikwijls hebben de bisschoppen in de loop van de Synode herinnerd aan deze waarheid: Jezus zelf - Evangelie van God Vgl. Mc. 1,1 Vgl. Rom. 1, 1-3 - is absoluut de eerste die geëvangeliseerd heeft en de grootste. Hij is dat geweest tot aan het einde, in de dubbele betekenis: tot aan de volmaaktheid en tot aan het offer van zijn leven.

Evangeliseren: welke betekenis heeft deze opdracht voor Christus gehad? Het is zeker niet gemakkelijk in een samenvatting die toch volledig is de zin, de inhoud en de vormen van evangelisatie ter sprake te brengen zoals Christus die verstond en gerealiseerd heeft. Bovendien zou zo'n samenvatting nooit af zijn. Laat het voor ons voldoende zijn te herinneren aan enkele essentiële aspecten ervan.

De verkondiging van het Rijk van God

Als evangeliserende, kondigt Christus eerst en vooral een Rijk aan, het Rijk van God, dat wat Hem betreft zo belangrijk is dat al het andere "de rest" wordt, dat "erbij gegeven zal worden". Vgl. Mt. 6, 33 Alleen dit Rijk heeft absolute geldigheid en het maakt al het andere betrekkelijk. De Heer omschrijft graag op allerlei verschillende manieren wat een geluk het is om tot dit Rijk te mogen behoren, een geluk dat op paradoxale manier bestaat uit zaken die de wereld afwijst Vgl. Mt. 5, 3-12 ; hij omschrijft de eisen die dit Rijk stelt en zijn Magna Charta Vgl. Mt. 5-7 , de herauten van het Rijk Vgl. Mt. 10 , en de geheimen ervan Vgl. Mt. 13 ; Hij spreekt over de kleinen in dit Rijk Vgl. Mt. 18 ; en over de waakzaamheid en trouw die van ieder gevraagd worden die uitziet naar de definitieve komst ervan. Vgl. Mt. 24-25

De verkondiging van bevrijdend heil

Als kern en hart van de Blijde Boodschap verkondigt Christus het heil - grote gave van God - dat niet alleen bevrijding inhoudt van al wat de mens onderdrukt, maar dat bovenal bevrijding betekent van de zonde en van de Boze, in de vreugde God te kennen en door Hem gekend te zijn, Hem te zien, zich aan Hem over te kunnen geven. Dat alles begint tijdens het leven van Christus, wordt definitief verworven door zijn dood en zijn verrijzenis, maar moet geduldig door het verloop van de geschiedenis gevoerd worden, om ten volle gerealiseerd te worden op de dag van de definitieve komst van Christus, waarvan niemand weet wanneer die plaats zal vinden, behalve de Vader. Vgl. Mt. 24, 36 Vgl. Hand. 1, 7 Vgl. 1 Tess. 5, 1-2

Ten koste van een inspanning die kruisigend ios

Dit "Rijk" en dit "heil" - sleutelwoorden van de evangelisatie door Jezus Christus - kan iedere mens als gave en erbarming ontvangen, en niettemin moet ieder die tegelijkertijd met kracht zien te verwerven - aan 'geweldenaren' horen zij toe, zegt de Heer Vgl. Mt. 11, 12 Vgl. Lc. 16, 16 - met inspanning en lijden, door een leven volgens het Evangelie, door zelfverloochening en kruis, met de geest van de zaligsprekingen. Maar ieder verwerft die vóór alles door een innerlijke omwenteling, die het evangelie aanduidt met "metanoia", een radicale bekering, een diepe verandering van geest en hart. Vgl. Mt. 4, 17

Onvermoeibare prediking

Dit uitroepen van het Rijk van God verricht Christus door de onvermoeibare prediking van een Woord dat nergens zijn weerga kent: "Een nieuwe leer met gezag" (Mc. 1, 27), en "allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich dat woorden zo vol van genade uit zijn mond vloeiden" (Lc. 4, 22); "nooit heeft iemand zo gesproken als die man" (Joh. 7, 46). Zijn woorden onthullen het geheim van God, zijn plan en zijn belofte, zij veranderen daardoor het hart van de mens en doen hem een andere richting inslaan!

Met Evangelische tekenen

Maar dit uitroepen van het Rijk voltrekt Hij ook door talrijke tekenen, die het volk verbaasd doen staan en waardoor zij tegelijkertijd tot Hem getrokken worden, om Hem te zien, naar Hem te luisteren en zich door Hem te laten veranderen: zieken die genezen worden, water dat in wijn veranderd wordt, brood dat vermenigvuldigd wordt, doden die tot leven komen. En temidden van dat alles het teken waaraan hij zelf een groot belang hecht: de kleinen, de armen worden geëvangeliseerd, worden zijn leerlingen, komen "in zijn Naam" samen in de grote gemeenschap van die in Hem geloven. Want de Jezus die verklaarde: "Ik moet de Blijde Boodschap van het Rijk Gods verkondigen" (Lc. 4, 43), is dezelfde Jezus waarover de evangelist Johannes zei dat Hij gekomen is en moest sterven om "de verstrooide kinderen van God samen te brengen" (Joh. 11, 52). Zo vervult Hij de openbaring, vult Hij haar aan en bevestigt Hij haar, met heel zijn openbaar optreden, door zijn woorden en werken, door zijn tekenen en wonderen, en meer in het bijzonder door zijn dood, door zijn verrijzenis en door de Geest van Waarheid te zenden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 4

Met het oog op een geƫvangeliseerde en Evangeliserende gemeenschap

Degenen die in oprechtheid de Blijde Boodschap aanvaarden, zullen juist in de kracht van deze aanvaarding en van het gedeelde geloof, bijeenkomen in de Naam van Jezus om samen het Rijk te zoeken, het op te bouwen en het te beleven. En zo vormen zij een gemeenschap die op haar beurt evangeliseert. De opdracht die gegeven werd aan de apostelen - "Gaat en verkondigt het Evangelie" - geldt, ook al verschilt de wijze waarop, voor alle christenen. Juist daarom noemt Petrus deze laatsten "Gods volk dat Hij zich heeft verworven om zijn wondere daden te verkondigen" (1 Petr. 2, 9), diezelfde wondere daden die ieder in zijn eigen taal heeft kunnen beluisteren. Vgl. Hand.2, 11 Trouwens, de blijde boodschap over het Rijk dat komt en al begonnen is, is bestemd voor alle mensen van alle tijden. Degenen die haar hebben ontvangen en degenen die zij samenbrengt in de gemeenschap van het heil, kunnen en moeten haar met anderen communiceren en haar verspreiden.

Evangelisatie, de eigen roeping van de Kerk

De Kerk weet het. Zij is zich er levendig van bewust dat het woord van de Heiland - "Ik moet de Blijde Boodschap verkondigen van het Rijk van God" (Lc. 4, 43) - in heel zijn waarheid ook op haar zelf van toepassing is. Graag voegt zij er met de H. Paulus aan toe: "Dat ik het evangelie verkondig, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij als ik het evangelie niet verkondig!" (1 Kor. 9, 16)

Tot onze vreugde en troost hoorden wij aan het eind van de grote synodevergadering van oktober 1974 deze lichtgevende woorden: "Opnieuw willen wij bevestigen dat de opdracht om alle mensen te evangeliseren de wezenlijke zending uitmaakt van de Kerk" Bisschoppensynodes, Slotverklaring 3e Algemene Gewone Synode; De Evangelisatie van de hedendaagse wereld (25 okt 1974), 4, een opdracht en een zending die de weidse en diepgaande veranderingen van de huidige maatschappij niet minder urgent maken.

Evangeliseren is inderdaad de eigen genade en roeping van de Kerk. Zij vindt daarin haar diepste identiteit. Zij bestaat om te evangeliseren, dat wil zeggen om te preken en onderricht te geven, het kanaal te zijn voor de gave van de genade, de zondaars met God te verzoenen, het offer van Christus voort te zetten in de heilige Mis, die de gedachtenis is van zijn dood en van zijn glorierijke verrijzenis.

Wederzijdse banden tussen de Kerk en de Evangelisatie

Ieder die in het Nieuwe Testament de eerste aanzetten van de Kerk herleest, haar geschiedenis stap voor stap volgt en haar beschouwt in haar leven en handelen, bemerkt dat zij met de evangelisatie verbonden is vanuit wat haar het meest eigen is:

  • De Kerk wordt geboren uit de evangeliserende werkzaamheid van Jezus en van de Twaalf. Zij is er de gewone, als zodanig gewilde, meest onmiddellijke en meest zichtbare vrucht van: "Gaat dus, en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen" (Mt. 28, 19). Welnu: "die zijn woord aannamen lieten zich dopen, zodat op die dag ongeveer drieduizend mensen zich aansloten (...) En elke dag bracht de Heer er meer bijeen, die gered zouden worden" (Hand. 2, 41.47).

  • Geboren als zij is uit de zending, wordt de Kerk op haar beurt uitgezonden door Jezus. De Kerk blijft in de wereld, terwijl de Heer van de heerlijkheid terugkeert naar de Vader. Zij blijft, als een tegelijk duister en lichtend teken van een nieuwe aanwezigheid van Jezus, van zijn heengaan en van zijn blijvende tegenwoordigheid. Zij verlengt die en zet die voort. En het is juist zijn zending en zijn leven als verkondiger van het evangelie die zij vóór alles geroepen is voort te zetten. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 5 De gemeenschap van de christenen is inderdaad nooit in zichzelf opgesloten. In haar komt het innerlijk leven - het leven van gebed, het luisteren naar het Woord en naar de verkondiging van de Apostelen, de beleving van de broederlijke liefde en het breken van het brood Vgl. Hand. 2, 42-46 Vgl. Hand. 4, 32-35 Vgl. Hand. 5, 12-16 - niet aan zijn volle betekenis toe tenzij het getuigenis wordt, bewondering afroept en bekering bewerkt, tot prediking en verkondiging wordt van de Blijde Boodschap. Zo ontvangt de hele Kerk de zending tot evangeliseren, en ieders werk is van belang voor het geheel.

  • Als Kerk die evangeliseert, begint zij met zichzelf te evangeliseren. Als gemeenschap van gelovigen, als gemeenschap van geleefde en gedeelde hoop, als gemeenschap van broederlijke liefde, heeft zij het nodig steeds weer te horen wat zij moet geloven, de redenen van haar hoop, het nieuwe gebod van de liefde. Als volk van God dat helemaal in de wereld staat en dat dikwijls door de afgoden wordt bekoord, heeft zij het steeds weer nodig de "grote werken van God" Vgl. Hand. 2, 11 Vgl. 1 Pt. 2, 9 te horen verkondigen, die haar bekeerd hebben tot de Heer, en moet zij steeds weer opnieuw door Hem worden samengeroepen bijeengebracht. Zij heeft, in één woord gezegd, het steeds nodig zelf geëvangeliseerd te worden, wil zij de frisheid, het vuur en de kracht behouden om het evangelie te verkondigen. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft er aan herinnerd, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 5.11-12 en de Synode van 1974 heeft dit thema met kracht weer opgepakt, dat de Kerk zichzelf moet evangeliseren door een voortdurende bekering en vernieuwing, wil zij van haar kant de wereld op een geloofwaardige manier evangeliseren.

  • De Kerk is de schatbewaardster van de Blijde Boodschap die verkondigd moet worden. De beloften van het Nieuwe Verbond in Jezus Christus, het onderricht van de Heer en van de Apostelen, het Woord van Leven, de bronnen van de genade en de mildheid van God, de weg van het heil: het werd aan haar toevertrouwd. De inhoud van het Evangelie en dus van de evangelisatie, bewaart zij als een levende en kostbare schat, niet om deze verborgen te houden, maar om ze mee te delen.

  • Zelf gezonden en geëvangeliseerd, zendt de Kerk op haar beurt mensen uit die evangeliseren. Zij legt hen het woord in de mond dat heil brengt, legt hen de boodschap uit die zij zelf in bewaring heeft, geeft aan hen de opdracht die zij zelf heeft ontvangen en zendt hen uit om te prediken: maar niet om hun eigen persoon of de eigen persoonlijke ideeën te prediken Vgl. 2 Kor. 4, 5 Vgl. H. Augustinus, Preken, Sermones. XLVI, De Pastoribus: CCL XLI, blz. 529-530, alswel een Evangelie waarvan noch zij noch de Kerk absolute meesters of eigenaars zijn die er naar willekeur over kunnen beschikken, maar dienaars om het door te geven met de grootst mogelijke trouw.
De Kerk, niet van Christus te scheiden

Er is dus een diepe band tussen Christus, de Kerk en de evangelisatie. Zolang de Kerk duurt, is zij het die de opdracht tot evangelisatie heeft. Deze opdracht wordt niet zonder haar vervuld, en nog minder tegen haar in.

Het is goed hierop te wijzen in een tijd dat zich tot ons verdriet personen laten horen - waarvan we willen geloven dat ze het goed bedoelen maar die in hun geest gedesoriënteerd zijn - die bij herhaling zeggen dat zij van Christus willen houden maar niet van de Kerk, dat zij naar Christus willen luisteren maar niet naar de Kerk, dat zij bij Christus willen horen maar buiten de Kerk.

Hoe absurd deze tweedeling is, blijkt duidelijk uit deze evangeliewoorden: "Wie u verstoot, verstoot mij" (Lc. 10, 16) Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Over de eenheid van de Katholieke Kerk, De catolicae ecclesiae unitate (1 jan 250). PL 4, 527 Vgl. H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. Sermo II, 14: PL 37, 1140 Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Homilia de capto Eutropio. 6: PG 52, 402. En hoe kan men van Christus willen houden zonder van de Kerk te houden, waar toch het mooiste getuigenis over Christus dat van de heilige Paulus is: "Hij heeft de Kerk lief gehad en zich voor haar overgeleverd"? (Ef. 5, 25)

Document

Naam: EVANGELII NUNTIANDI
Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld
Soort: H. Paus Paulus VI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Auteur: H. Paus Paulus VI
Datum: 8 december 1975
Copyrights: © 1975, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: 2005, Pastoor Chr. van Buijtenen, pr.
Bewerkt: 30 juni 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test