
H. Paus Paulus VI - 8 december 1975
De particuliere Kerken, ten diepste versmolten als zij zijn, niet alleen met de mensen maar ook met de aspiraties, rijkdommen en beperkingen, de manieren van bidden en liefhebben, de levens- en wereldbeschouwing die typisch zijn voor dat deel van de mensheid, hebben de opgave om het wezenlijke van de evangelische boodschap in zich op te nemen en het vervolgens, zonder de minste verandering van haar fundamentele waarheid, om te zetten in de taal die door deze mens wordt verstaan, en dus om het evangelie in diezelfde taal te verkondigen.
Dit omzetten moet - met de onderscheiding, de ernst, het respect en de deskundigheid die de materie vereist - gebeuren op het terrein van de liturgische uitdrukkingsvormen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 37-38 vgl. ook de liturgische boeken en de andere daarna door de H. Stoel uitgegeven documenten voor de uitvoering van de door het Concilie gewilde liturgische hervorming., van de catechese, van de theologische formulering, van de secundaire kerkstructuren en van de ambten. En de term "taal" moet hier niet zozeer in de semantische of letterlijke zin worden verstaan als wel in wat men zou kunnen noemen de antropologische of culturele zin.
Het gaat hier zonder twijfel om een delicate kwestie. De evangelisatie verliest veel van haar kracht en van haar werking als zij geen rekening houdt met het concrete volk waartoe zij zich richt, als zij niet hun taal gebruikt, hun tekenen en symbolen, als zij geen antwoord heeft op de door hen gestelde problemen, als zij geen belangstelling opbrengt voor hun werkelijke leven. Maar van de andere kant loopt de evangelisatie het risico haar eigen ziel te verliezen en te verdampen, als van haar inhoud niets overblijft of deze verminkt wordt onder het voorwendsel van hem te vertalen, of wanneer met de bedoeling de universele werkelijkheid aan te passen aan de plaatselijke situatie, deze werkelijkheid opgeofferd en de eenheid vernietigd wordt zonder welke er geen universaliteit bestaat. Welnu, alleen een Kerk die het bewustzijn bewaart van haar eigen universaliteit en die er blijk van geeft ook daadwerkelijk universeel te zijn, kan een boodschap hebben die begrijpelijk is voor allen, en die de regionale begrenzingen overstijgt.
Blijft staan dat een legitieme aandacht voor de particuliere Kerken de Kerk alleen maar kan verrijken. Het is zelfs onmisbaar en dringend gewenst. Het komt bovendien overeen met de diepste aspiraties van de volkeren en van de menselijke gemeenschappen om steeds meer hun eigen identiteit te ontdekken.