H. Paus Paulus VI - 8 december 1975
De Kerk weet het. Zij is zich er levendig van bewust dat het woord van de Heiland - "Ik moet de Blijde Boodschap verkondigen van het Rijk van God" (Lc. 4, 43) - in heel zijn waarheid ook op haar zelf van toepassing is. Graag voegt zij er met de H. Paulus aan toe: "Dat ik het evangelie verkondig, is voor mij geen reden om te roemen: ik kan niet anders. Wee mij als ik het evangelie niet verkondig!" (1 Kor. 9, 16)
Tot onze vreugde en troost hoorden wij aan het eind van de grote synodevergadering van oktober 1974 deze lichtgevende woorden: "Opnieuw willen wij bevestigen dat de opdracht om alle mensen te evangeliseren de wezenlijke zending uitmaakt van de Kerk" Bisschoppensynodes, Slotverklaring 3e Algemene Gewone Synode; De Evangelisatie van de hedendaagse wereld (25 okt 1974), 4, een opdracht en een zending die de weidse en diepgaande veranderingen van de huidige maatschappij niet minder urgent maken.
Evangeliseren is inderdaad de eigen genade en roeping van de Kerk. Zij vindt daarin haar diepste identiteit. Zij bestaat om te evangeliseren, dat wil zeggen om te preken en onderricht te geven, het kanaal te zijn voor de gave van de genade, de zondaars met God te verzoenen, het offer van Christus voort te zetten in de heilige Mis, die de gedachtenis is van zijn dood en van zijn glorierijke verrijzenis.
Ieder die in het Nieuwe Testament de eerste aanzetten van de Kerk herleest, haar geschiedenis stap voor stap volgt en haar beschouwt in haar leven en handelen, bemerkt dat zij met de evangelisatie verbonden is vanuit wat haar het meest eigen is: