• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
1.1 Begripsbepaling

De kerkmusicus die werkzaam is in de Rooms-Katholieke Kerk, staat in dienst van de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk. Daarom dienen zowel de begrippen liturgie, kerkmuziek als kerkmusicus nader omschreven te worden.

De liturgische werkelijkheid is zo groot dat de Kerk er de eeuwen door meerdere aanduidingen voor heeft gebruikt, zoals eredienst, cultus en liturgie. Liturgie is meer dan wat mensen tot stand brengen, omdat de goddelijke eredienst allereerst het werk van Christus zelf is. Hij heeft door zijn menswording en verlossingsmysterie het heil gebracht. De christelijke cultus is daarom allereerst het handelen van Christus tot verheerlijking van zijn hemelse Vader en ten bate van het volk van God. Dat heilshandelen van Christus wordt in de liturgie tegenwoordig gesteld en de liturgie-vierende gemeenschap krijgt daaraan deel. Zo is de eredienst 'de uitoefening van de priesterlijke taak van Jezus Christus, waarin de heiliging van de mensen door waarneembare tekenen betekend wordt en op een wijze die elk ervan eigen is, bewerkt wordt, en waarin door het mystieke Lichaam van Christus, door het Hoofd namelijk en door de ledematen, de volledige publieke eredienst van God uitgeoefend wordt. Deze eredienst is dan aanwezig, wanneer hij gebracht wordt in naam van de Kerk door wettig hiertoe afgevaardigde personen en door handelingen die door het gezag van de kerk goedgekeurd zijn'. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 834. § 1 en 2 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7

Christus zelf is de eerste liturg. De gehele liturgie en al het liturgisch handelen dienen daarom geordend te zijn op Christus, en de concrete leiding van de liturgie is toevertrouwd aan degenen die zijn aangesteld om in Christus' naam en in de persoon van Christus de heilige en heiligende woorden en handelingen te verrichten. De heiligingstaak wordt in de liturgie allereerst uitgeoefend door de bisschoppen, die de hogepriesters zijn, de voornaamste uitdelers van de mysteries van God en de leiders, de bevorderaars en behoeders van het gehele liturgische leven in de hun toevertrouwde Kerk. Ook oefenen de priesters - die ook zelf deelgenoten zijn aan het priesterschap van Christus, en die als zijn bedienaren onder het gezag van de bisschop gewijd zijn om de liturgie te vieren en het volk te heiligen - hun heiligingstaak uit in de liturgie. Terwijl degenen die de wijding tot bisschop of priester hebben ontvangen, de zending en bevoegdheid hebben ontvangen om te handelen in de persoon van Christus het Hoofd, hebben de diakens de kracht ontvangen om het volk van God te dienen in de diaconie van de liturgie, van het woord en van de naastenliefde. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1009. § 3 Vgl. Paus Benedictus XVI, Motu Proprio, Over de aanpassing van enige artikelen uit de Codex Iuris Canonici (1983), Omnium in mentem (26 okt 2009), 2 De diakens hebben deel aan de liturgie volgens de voorziene normen.

Daarnaast en onder hun verantwoordelijkheid hebben ook de christengelovigen actief deel aan de liturgie, waarin het algemeen priesterschap van de gelovigen wordt uitgeoefend. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 835-836 Zo hebben allen deel aan de eredienst krachtens hun Doopsel om de Kerk op te bouwen als tempel van de levende God, en wel ieder volgens de hem of haar toekomende eigen plaats. Door de apostel Paulus worden de christengelovigen die zich verenigen in de samenkomst om de komst van hun Heer af te wachten, aangespoord om samen psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest, te zingen. Vgl. Kol. 3, 16 De zang is immers een teken van de verheffing van het hart. Vgl. Hand. 2, 46 Daarom zegt de heilige Augustinus terecht dat "zingen eigen is aan wie liefheeft" H. Augustinus, Preken, Sermones. 336. PL 38, 1472; en zeer oud is het gezegde: "wie goed zingt, bidt dubbel". Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 39

De liturgie is allereerst gave van God in Christus aan de mens, waardoor de mens geheiligd wordt, en pas daarna een handeling van de mens op God gericht. Hoezeer de mens zich ook door vorming, toerusting en degelijke inzet moet inspannen om God het beste aan te bieden, toch is de liturgie uiteindelijk meer geschenk van God in Christus aan de mens dan een prestatie van de mens tegenover God en medemens. Dat vraagt van de gelovige in de liturgie een deemoedige houding, waardoor men zich invoegt in het mysterie van Gods heilshandelen. Omdat liturgie primair een heilsgave van God in Christus aan zijn Kerk is, is de menselijke bijdrage niet het belangrijkste, maar de spiritueel juiste houding is die van ontvankelijkheid, zelfs als gebrekkig blijft wat de mens God aan te bieden heeft. De mens van zijn kant is geroepen om God het beste van zijn kunnen aan te bieden. Daarom zijn roeping en zending vanuit Christus en zijn Kerk de norm voor de eredienst, meer dan menselijke vakbekwaamheid of technische perfectie, hoe wenselijk die ook zijn.

Onder kerkmuziek ofwel gewijde muziek - zowel de vocale als de instrumentale - wordt muziek verstaan, 'die geschapen is voor de viering van de goddelijke eredienst, en die gekenmerkt wordt door heiligheid en schoonheid van vorm' en 'een noodzakelijk of integrerend deel uitmaakt van de plechtige liturgie'. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 4 Wanneer er tijdens een viering gewijde muziek wordt uitgevoerd, moet deze uitvoering ten volle rekening houden met het verloop en de eigen wetten van de viering. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Concerten in kerkgebouwen (5 nov 1987), 6 In die zin heeft Paus Benedictus XVI in zijn post-synodaal schrijven Paus Benedictus XVI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Sacramentum Caritatis
Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk
(22 februari 2007)
erop gewezen, dat 'alles - de tekst, de melodie en de uitvoering - moet overeenstemmen met de betekenis van het gevierde mysterie, met de onderdelen van de ritus en met de liturgische tijden'. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 42 Onder kerkmuziek wordt concreet verstaan: 'het gregoriaans, de gewijde oude en moderne polyfonie in haar diverse vormen, de gewijde muziek voor orgel en andere toegestane instrumenten, en de gewijde ofliturgische volkszang en de religieuze volkszang'. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 4

Onder de professionele, bevoegde kerkmusicus wordt verstaan de musicus die in het bezit is van een door of vanwege het daartoe bevoegde kerkelijke orgaan verleende bevoegdheidsverklaring en die in een parochie of vergelijkbare kerkelijke instelling is benoemd als dirigent en/of organist. Daarnaast zijn er ook zeer veel amateur-kerkmusici werkzaam in de parochies, in kerken en kapellen. De al dan niet professioneel gevormde kerkmusicus kan één of meerdere liturgische functies in combinatie uitoefenen, maar gezien de verscheidenheid van eigen liturgische functies is het niet in de geest van de liturgievernieuwing volgens Vaticanum 11, wanneer een enkele persoon tijdens een en dezelfde liturgische viering al deze functies combineert en in zich culmineert (zie hierover nr. 2.2 en hoofdstuk III). Ieder verrichte zoveel mogelijk de functie die hem of haar toekomt.

1.2 De kerkmusicus in de kerkmuzikale praktijk

Omdat de lokale kerk een onderdeel vormt van de universele Kerk dient de gewettigde lokale eigenheid in taalgebruik en toonzetting van de kerkmuziek ingevoegd te worden in de universaliteit van de kerkelijke liturgie. De kerk is een geloofsgemeenschap, die volgens Paulus in diens eerste brief aan de christenen van Korinthe (1 Kor. 12, 1-13) - hij spreekt hier over een lokale kerk - het stempel draagt van een eenheid in verscheidenheid van genadegaven (charisma's). Paulus illustreert dit met het beeld van het menselijk lichaam en diens ledematen, die op elkaar zijn aangewezen en in het geheel een eigen plaats en functie hebben. Maar de afzonderlijke genadegaven dienen steeds uitdrukkelijk in dienst te staan van de kerkopbouw, zoals deze door Christus is gewild. Deze kerkopbouw kent daarom naast verscheidenheid ook de eigen onvervreemdbare verantwoordelijkheden van degene die het hoofd tegenwoordig stelt en met de leiding is belast. Paulus noemt de kerk het Lichaam van Christus, een beeld dat verder wordt uitgewerkt en aangevuld (in de brieven aan de inwoners van Kolosse en van Efese) met de gedachte dat Christus het hoofd is van zijn Lichaam.

De Kerk kent verschillende soorten liturgische vieringen waarvan de teksten en riten in de diverse liturgische boeken zijn vastgelegd. Deze vieringen vragen om adequate gezangen volgens de richtlijnen van de liturgische boeken, aangepast aan de eigenheid van de viering als geheel en aan de eigenheid van de afzonderlijke onderdelen. De teksten van deze gezangen vindt men in verschillende liturgische boeken. Het door de Bisschoppenconferentie goedgekeurde repertorium ofwel directorium van liturgische gezangen in de volkstaal geeft vervolgens het repertoire aan van verdere liederen die geschikt zijn voor de katholieke eredienst. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Het gebruik van de volkstaal in de uitgaven van de Romeinse Liturgie
Vijfde instructie "betreffende de juiste uitvoering van de Constitutie over de Liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie" (bij art. 36), Liturgiam Authenticam (28 mrt 2001), 108. dat aan de afzonderlijke bisschoppenconferenties vraagt om voor de liturgie in de volkstaal een dergelijk repertorium op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen aan de Apostolische Stoel. Voor de Nederlandse Kerkprovincie zijn al afleveringen met goedgekeurde gezangen in de volkstaal verschenen

Een repertoire van liturgische muziek moet gebaseerd zijn op de liturgisch goedgekeurde gezangen die hun eigen plaats en functie hebben in de liturgie. Een dergelijk kerkelijk basisrepertoire dient bij de gelovigen bekend te zijn. Enerzijds kunnen daarom in menig geval bekende liturgische gezangen, die aan de kerkelijke en liturgische vereisten voldoen, gehandhaafd blijven, anderzijds zal wellicht een hoeveelheid gezangen geïntroduceerd moeten worden, die voor de geloofsgemeenschap ter plaatse (nog) onbekend en nieuw is.

Daarbij vervult de kerkmusicus een belangrijke rol. Naast de professioneel gevormde kerkmusicus, die meestal de dirigent en/of organist is van het parochiekoor, functioneren tegenwoordig ook diverse niet-professioneel gevormde kerkmusici als dirigent/organist.

Omwille van de continuïteit en de onderlinge harmonisatie tussen de verschillende koren en de onderscheiden vieringen, kan het soms aanbevelenswaardig zijn, dat slechts één dirigent de leiding heeft over de verschillende koren. Zo kan er een betere afstemming plaats vinden tussen de koren onderling ten aanzien van het kerkelijk goedgekeurde repertoire en ontstaat een mogelijkheid van een door ieder gekend basisrepertoire, opdat de parochie als gemeenschap ook in het zingen eensgezind en één van stem de Heer kan loven. Door de eventuele bundeling van een aantal kerkmuzikale taken in één persoon met name op het vlak van de kerkmuzikale vorming kan ook een bredere financiële basis ontstaan voor een professionele kerkmusicus en een formatieplaats, die als parttime functie een reëel arbeidsperspectief biedt aan professionele musici.

Deze optie heeft tegelijk echter wel consequenties voor de opleiding. Het betekent dat de musicus moet zijn opgeleid op meerdere domeinen. Hij moet kennis hebben zowel van de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk, als ook van het brede scala van koorsoorten en de verschillende soorten repertoire binnen de kerkelijke richtlijnen en hij dient positief gemotiveerd te zijn om deze te realiseren in de liturgische praktijk. Dit betekent dat bij de opleiding voor kerkmuziek de liturgische en kerkmuzikale vorming door de Kerk geautoriseerd moet zijn, zodat gewaarborgd is dat deze geheel in kerkelijke zin verloopt. Normerend voor de kerkmuzikale praktijk zijn de richtlijnen in deze van de Rooms-Katholieke Kerk; de kerkmusicus dient deze te kennen en in praktijk te brengen. De mogelijke bundeling van een aantal kerkmuzikale taken in één persoon dient echter - zoals eerder gezegd - niet te gebeuren als een cumulatie van meerdere, verschillende liturgische taken in één liturgische bedienaar. Zulk streven is in strijd met de geest van het Tweede Vaticaans Concilie.

Document

Naam: BELEIDSNOTA KERKMUSICUS
Voor de Bisdommen van de R.K. Kerkprovincie in Nederland
Soort: Nederland
Auteur: Nederlandse Bisschoppenconferentie
Datum: 12 oktober 2010
Copyrights: © 2013, Beleidssector liturgie van de Nederlandse Bisschoppenconferentie / Nationale Raad voor Liturgie
Liturgische Documentatie, dl. 10
Bewerkt: 8 mei 2020

Referenties naar dit document

 
Geen documenten gevonden!
 
Geen berichten gevonden!

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test