
Nederlandse Bisschoppenconferentie - 12 oktober 2010
Bij afnemend kerkbezoek en kerkelijke betrokkenheid en inkomstenderving blijft het van belang dat de pastoors zorg dragen voor goede kerkmuziek en dat de parochies naar vermogen geld beschikbaar stellen voor goed gevormde kerkmusici. Bij de groeiende interparochiële samenwerking of in een cluster van parochies, een dekenaat of regio kan gezocht worden - zowel financieel als beleidsmatig - naar een bredere, duurzame basis voor een kerkmusicus, daar waar afzonderlijke parochies niet langer in staat zijn om hiervoor een financieel draagvlak te creëren. In de beleidsnota Kerkmusicus van 1988 werd reeds gesteld dat het in de toekomst niet langer mogelijk is in alle parochies een bevoegd kerkmusicus aan te stellen. Zie Beleidsnota kerkmusicus (Regelingen R.K. Kerkgenootschap in Nederland, nr. 4) Utrecht 1988, 18 Naast zijn reguliere, uitvoerende taken zou deze regionale kerkmusicus op interparochieel/regionaal niveau de kwaliteit en continuïteit van de kerkmuziek en de noodzakelijke vorming en toerusting van musici en koren kunnen behartigen.
Door de concentratie van het beperkt aantal beschikbare professionele krachten kan de continuïteit van de lokale kerkmuzikale praktijk gewaarborgd worden, met name van plaatsen die op grond van een langdurige traditie een kwalitatief constant niveau hebben wat betreft de liturgisch-muzikale verzorging van de eredienst.
In principe werkt de kerkmusicus in de parochie onder verantwoordelijkheid van de pastoor; indien het nodig is hem in een groter verband te benoemen, dient dit te geschieden in overleg met en met goedkeuring van de diocesane bisschop. Hij vervult dan zijn taken op aanwijzing en onder de directe verantwoordelijkheid van de hogere geestelijke aan wie dit grotere samenwerkingsverband is toevertrouwd.