Nederlandse Bisschoppenconferentie - 12 oktober 2010
Het Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008
(18 maart 2002) spreekt over de bijzondere functies van de psalmist en schola of koor en andere musici. Met name worden genoemd: de organist, de voorzanger en koorleider. 'Er behoort een cantor of een koorleider te zijn om de volkszang te leiden en te ondersteunen. Zelfs wanneer een koor ontbreekt, komt het aan de cantor toe om de verschillende gezangen te leiden, terwijl het volk deelneemt wat zijn aandeel betreft'. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 104 Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 21 De voorzanger is dus ook nodig als er geen koor is, en wel om de volkszang te leiden. 'De taak van de psalmist is het de psalm voor te dragen of een ander bijbels gezang dat men tussen de lezingen vindt. Om zijn taak goed te vervullen is het nodig dat de psalmist zowel de psalmodie machtig is, alsook beschikt over een goede uitspraak en dictie'. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 102
'Temidden van de gelovigen vervult de schola van zangers of het koor een eigen liturgische taak. Zij hebben tot taak om de hun toekomende delen op de verschuldigde wijze te verzorgen overeenkomstig de verschillende soorten gezangen en om de actieve deelname van de gelovigen in de zang te bevorderen. Wat wordt gezegd over het zangkoor geldt met inachtneming van wat voorgeschreven is, ook voor de andere musici, bijzonder echter voor de organist.' Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 103
Wat betekent dit voor het profiel van een kerkmusicus? Het is liturgisch niet wenselijk dat de dirigent, naast de functie van koorleider, ook de functie van psalmist enlof cantor vervult tijdens liturgische vieringen, zowel in vieringen met als zonder koor. Hij dient er mede zorg voor te dragen dat anderen deze functies vervullen, ook in vieringen waaraan het koor niet deelneemt. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 21 Wanneer hij geen functie als dirigent vervult, kan de kerkmusicus wel cantor of psalmist zijn, maar niet omdat dit eigen zou zijn aan zijn functie als kerkmusicus. Daarnaast kan hij eventueel zorg dragen voor de liturgisch-muzikale vorming van hen die de taak van psalmist enlof cantor vervullen, alsook van het volk. Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 19.59 Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 16.18.20.28 Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 41
Een gemeenschap opbouwend aspect van de functie van kerkmusicus binnen de parochie volgt o.a. uit het feit dat hij (soms meerdere keren per week) mensen samenbrengt om zich te oefenen en te bekwamen in hun liturgische functie. Wanneer de kerkmusicus zijn taak vervult zoals door de Kerk bedoeld, ontvangen veel parochianen van verschillende leeftijdscategorieën een langdurige kerkmuzikale, liturgische en catechetische vorming. Door het gezamenlijk beoefenen van goede liturgische muziek vindt er zowel groei plaats in het geloofsleven als in het versterken van de onderlinge band als gelovige gemeenschap en als zodanig in de opbouw van de Kerk. Vanwege de liturgische en de gemeenschapsopbouwende functie van de kerkmusicus is het noodzakelijk dat de kerkmusicus regelmatig contact heeft met de pastoor, en - waar dit bestaat - het pastorale team en de liturgische werkgroep van een parochie. Wanneer hij lid is van een liturgische werkgroep, komt zijn specifieke bekwaamheid tot uitdrukking.
De kerkmusicus die werkzaam is in de Rooms-Katholieke Kerk, staat in dienst van de liturgie van de Rooms-Katholieke Kerk. Daarom dienen zowel de begrippen liturgie, kerkmuziek als kerkmusicus nader omschreven te worden.
De liturgische werkelijkheid is zo groot dat de Kerk er de eeuwen door meerdere aanduidingen voor heeft gebruikt, zoals eredienst, cultus en liturgie. Liturgie is meer dan wat mensen tot stand brengen, omdat de goddelijke eredienst allereerst het werk van Christus zelf is. Hij heeft door zijn menswording en verlossingsmysterie het heil gebracht. De christelijke cultus is daarom allereerst het handelen van Christus tot verheerlijking van zijn hemelse Vader en ten bate van het volk van God. Dat heilshandelen van Christus wordt in de liturgie tegenwoordig gesteld en de liturgie-vierende gemeenschap krijgt daaraan deel. Zo is de eredienst 'de uitoefening van de priesterlijke taak van Jezus Christus, waarin de heiliging van de mensen door waarneembare tekenen betekend wordt en op een wijze die elk ervan eigen is, bewerkt wordt, en waarin door het mystieke Lichaam van Christus, door het Hoofd namelijk en door de ledematen, de volledige publieke eredienst van God uitgeoefend wordt. Deze eredienst is dan aanwezig, wanneer hij gebracht wordt in naam van de Kerk door wettig hiertoe afgevaardigde personen en door handelingen die door het gezag van de kerk goedgekeurd zijn'. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 834. § 1 en 2 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7
Christus zelf is de eerste liturg. De gehele liturgie en al het liturgisch handelen dienen daarom geordend te zijn op Christus, en de concrete leiding van de liturgie is toevertrouwd aan degenen die zijn aangesteld om in Christus' naam en in de persoon van Christus de heilige en heiligende woorden en handelingen te verrichten. De heiligingstaak wordt in de liturgie allereerst uitgeoefend door de bisschoppen, die de hogepriesters zijn, de voornaamste uitdelers van de mysteries van God en de leiders, de bevorderaars en behoeders van het gehele liturgische leven in de hun toevertrouwde Kerk. Ook oefenen de priesters - die ook zelf deelgenoten zijn aan het priesterschap van Christus, en die als zijn bedienaren onder het gezag van de bisschop gewijd zijn om de liturgie te vieren en het volk te heiligen - hun heiligingstaak uit in de liturgie. Terwijl degenen die de wijding tot bisschop of priester hebben ontvangen, de zending en bevoegdheid hebben ontvangen om te handelen in de persoon van Christus het Hoofd, hebben de diakens de kracht ontvangen om het volk van God te dienen in de diaconie van de liturgie, van het woord en van de naastenliefde. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1009. § 3 Vgl. Paus Benedictus XVI, Motu Proprio, Over de aanpassing van enige artikelen uit de Codex Iuris Canonici (1983), Omnium in mentem (26 okt 2009), 2 De diakens hebben deel aan de liturgie volgens de voorziene normen.
Daarnaast en onder hun verantwoordelijkheid hebben ook de christengelovigen actief deel aan de liturgie, waarin het algemeen priesterschap van de gelovigen wordt uitgeoefend. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 835-836 Zo hebben allen deel aan de eredienst krachtens hun Doopsel om de Kerk op te bouwen als tempel van de levende God, en wel ieder volgens de hem of haar toekomende eigen plaats. Door de apostel Paulus worden de christengelovigen die zich verenigen in de samenkomst om de komst van hun Heer af te wachten, aangespoord om samen psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest, te zingen. Vgl. Kol. 3, 16 De zang is immers een teken van de verheffing van het hart. Vgl. Hand. 2, 46 Daarom zegt de heilige Augustinus terecht dat "zingen eigen is aan wie liefheeft" H. Augustinus, Preken, Sermones. 336. PL 38, 1472; en zeer oud is het gezegde: "wie goed zingt, bidt dubbel". Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 39
De liturgie is allereerst gave van God in Christus aan de mens, waardoor de mens geheiligd wordt, en pas daarna een handeling van de mens op God gericht. Hoezeer de mens zich ook door vorming, toerusting en degelijke inzet moet inspannen om God het beste aan te bieden, toch is de liturgie uiteindelijk meer geschenk van God in Christus aan de mens dan een prestatie van de mens tegenover God en medemens. Dat vraagt van de gelovige in de liturgie een deemoedige houding, waardoor men zich invoegt in het mysterie van Gods heilshandelen. Omdat liturgie primair een heilsgave van God in Christus aan zijn Kerk is, is de menselijke bijdrage niet het belangrijkste, maar de spiritueel juiste houding is die van ontvankelijkheid, zelfs als gebrekkig blijft wat de mens God aan te bieden heeft. De mens van zijn kant is geroepen om God het beste van zijn kunnen aan te bieden. Daarom zijn roeping en zending vanuit Christus en zijn Kerk de norm voor de eredienst, meer dan menselijke vakbekwaamheid of technische perfectie, hoe wenselijk die ook zijn.
Onder kerkmuziek ofwel gewijde muziek - zowel de vocale als de instrumentale - wordt muziek verstaan, 'die geschapen is voor de viering van de goddelijke eredienst, en die gekenmerkt wordt door heiligheid en schoonheid van vorm' en 'een noodzakelijk of integrerend deel uitmaakt van de plechtige liturgie'. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 4 Wanneer er tijdens een viering gewijde muziek wordt uitgevoerd, moet deze uitvoering ten volle rekening houden met het verloop en de eigen wetten van de viering. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Concerten in kerkgebouwen (5 nov 1987), 6 In die zin heeft Paus Benedictus XVI in zijn post-synodaal schrijven Paus Benedictus XVI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Sacramentum Caritatis
Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk
(22 februari 2007) erop gewezen, dat 'alles - de tekst, de melodie en de uitvoering - moet overeenstemmen met de betekenis van het gevierde mysterie, met de onderdelen van de ritus en met de liturgische tijden'. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 42 Onder kerkmuziek wordt concreet verstaan: 'het gregoriaans, de gewijde oude en moderne polyfonie in haar diverse vormen, de gewijde muziek voor orgel en andere toegestane instrumenten, en de gewijde ofliturgische volkszang en de religieuze volkszang'. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 4
Onder de professionele, bevoegde kerkmusicus wordt verstaan de musicus die in het bezit is van een door of vanwege het daartoe bevoegde kerkelijke orgaan verleende bevoegdheidsverklaring en die in een parochie of vergelijkbare kerkelijke instelling is benoemd als dirigent en/of organist. Daarnaast zijn er ook zeer veel amateur-kerkmusici werkzaam in de parochies, in kerken en kapellen. De al dan niet professioneel gevormde kerkmusicus kan één of meerdere liturgische functies in combinatie uitoefenen, maar gezien de verscheidenheid van eigen liturgische functies is het niet in de geest van de liturgievernieuwing volgens Vaticanum 11, wanneer een enkele persoon tijdens een en dezelfde liturgische viering al deze functies combineert en in zich culmineert (zie hierover nr. 2.2 en hoofdstuk III). Ieder verrichte zoveel mogelijk de functie die hem of haar toekomt.