Paus Franciscus - 19 mei 2013
Geliefde broeders en zusters,
Dit jaar vieren wij Wereldmissiedag, terwijl het Jaar van het geloof ten einde loopt, een belangrijke gelegenheid om onze vriendschap met de Heer en onze weg als Kerk, die het Evangelie moedig verkondigt, te versterken. In dit perspectief zou ik enkele overwegingen willen voorhouden.
Het geloof is een kostbare gave van God: Hij opent onze geest om Hem te leren kennen en lief te hebben. Hij wil met ons in relatie treden om ons te laten delen in zijn leven zelf en ons leven betekenisvoller, beter, mooier te maken. God houdt van ons! Het geloof vraagt er echter om aanvaard te worden, dat willen zeggen het vraagt om een persoonlijk antwoord van ons, de moed om ons aan God toe te vertrouwen, zijn liefde te beleven, dankbaar als wij zijn voor zijn oneindige barmhartigheid. Het is vervolgens een gave die niet aan weinigen is voorbehouden, maar die vrijgevig wordt aangeboden. Allen zouden de vreugde moet ervaren zich door God bemind te voelen, de vreugde van het heil! En het is een gave die men niet alleen maar voor zichzelf mag houden, maar die men samen moet delen. Als wij haar alleen maar voor ons zelf willen houden, zullen wij geïsoleerde, onvruchtbare en zieke christenen worden. De verkondiging van het evangelie maakt deel uit van het leerling zijn van Christus en is een voortdurende inzet die heel het leven van de Kerk bezielt. “Het missionaire elan is een duidelijk teken van de rijpheid van een kerkgemeenschap”. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", Verbum Domini (30 sept 2010), 95 Iedere gemeenschap is “volwassen”, wanneer zij het geloof belijdt, het met vreugde viert in de liturgie, de liefde beleeft en onophoudelijk Gods Woord verkondigt door buiten de eigen omheining te komen om het ook in de “periferieën” te brengen, vooral aan hen die nog niet de gelegenheid hebben gehad om Christus te leren kennen. De hechtheid van ons geloof, op persoonlijk en gemeenschappelijk niveau, meet men ook af aan het vermogen het aan anderen mee te delen, het te verspreiden, het in de naastenliefde te beleven, ervan getuigenis af te leggen voor allen die ons ontmoeten en met ons de levensweg delen.
Het Jaar van het geloof is vijftig jaar na het begin van het Tweede Vaticaans Concilie voor heel de Kerk een prikkel om zich opnieuw bewust te worden van haar aanwezigheid in de huidige wereld, van haar zending onder de volken en naties. Missionariteit is niet alleen een kwestie van geografische territoria, maar van volken, culturen en individuele mensen, juist omdat de “grenzen” van het geloof niet alleen door plaatsen en menselijke tradities, maar ook door het hart van iedere man en iedere vrouw heen lopen. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft in het bijzonder onderstreept hoe de missionaire taak, de taak om de grenzen van het geloof uit te breiden, die van elke gedoopte van alle christelijke gemeenschappen is: “Aangezien het volk van God in gemeenschappen leeft, vooral in bisdommen en parochies, en daarin in zekere zin zichtbaar verschijnt, dienen ook deze van Christus te getuigen voor de volkeren”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 37 Iedere gemeenschap wordt derhalve erop aangesproken en uitgenodigd zich de opdracht eigen te maken die door Jezus aan zijn apostelen wordt toevertrouwd: zijn “getuigen te zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde” (Hand. 1, 8), niet als een bijkomstig, maar als een wezenlijk aspect van het christelijk leven: wij zijn allen uitgenodigd op de wegen van het leven om met onze broeders en zusters op weg te zijn en daarbij ons geloof in Christus te belijden en getuigenis ervan af te leggen en zo de verkondigers van zijn Evangelie te worden. Ik nodig de bisschoppen, priesters, priester- en parochieraden, iedere verantwoordelijke persoon en groep in de Kerk uit om de missionaire dimensie goed te doen uitkomen in de programma’s voor de pastoraal en de vorming met het gevoel dat de eigen apostolische inzet niet volledig is, als hij niet het voornemen bevat “ getuigenis af te leggen van Christus voor de naties”, voor alle volken. Missionariteit is niet alleen maar een programmatische dimensie in het christelijk leven, maar ook een paradigmatische dimensie die alle aspecten van het christelijk leven betreft.
Tegelijkertijd spoor ik de mannelijke en vrouwelijke missionarissen, vooral de fidei donum-priesters en de leken, aan hun kostbare dienst aan de Kerken waarheen zij worden gezonden, met vreugde te beleven en hun vreugde en ervaring aan de Kerken te brengen waar zij vandaan komen en zich daarbij te herinneren hoe Paulus en Barnabas aan het einde van hun eerste missiereis “alles vertelden wat God met hun medewerking tot stand had gebracht en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend” (Hand. 14, 27). Zij kunnen een weg worden voor een soort “herstel” van het geloof door de frisheid van de jonge Kerken te brengen, opdat de Kerken met een oude christelijke traditie het enthousiasme hervinden het geloof te delen in een uitwisseling die een wederzijdse verrijking is op de weg van het volgen van de Heer.
De zorg om alle Kerken, die de bisschop van Rome deelt met zijn broeders in het bisschopsambt, vindt een belangrijke verwezenlijking in de inzet van de Pauselijke Missiewerken, die ten doel hebben het missionaire bewustzijn van iedere gedoopte en iedere gemeenschap te bezielen en te verdiepen, hetzij door te herinneren aan een diepere missionaire vorming van heel het Volk van God, hetzij door opnieuw het gevoel van de christelijke gemeenschappen te voeden om hun hulp aan te bieden om de verspreiding van het Evangelie in de wereld te begunstigen.
Benedictus XVI gaf de volgende aansporing: “Opdat het woord des Heren ... zijn luisterrijke loop mag volbrengen (2 Tess. 3, 1): moge dit Jaar van het Geloof de band met de Heer Christus steeds hechter maken, aangezien alleen in Hem de zekerheid te vinden is voor de toekomst en de waarborg voor een authentieke en duurzame liefde”. Paus Benedictus XVI, Motu Proprio, Over het uitroepen van het "Jaar van het Geloof", Porta Fidei (11 okt 2011), 15 Dit is mijn wens voor Wereldmissiedag van dit jaar. Ik zegen van harte de mannelijke en vrouwelijke missionarissen en al degenen die deze wezenlijke inzet van de Kerk begeleiden en ondersteunen, opdat de verkondiging van het Evangelie in alle hoeken van de aarde kan weerklinken, en wij, bedienaren van het Evangelie en missionarissen, zullen “de zoete en vertroostende vreugde van het evangeliseren” H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 80 ervaren.
Uit het Vaticaan, 19 mei 2013, Hoogfeest van Pinksteren
FRANCISCUS