HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Laten wij ons dan aansluiten bij die menigte getuigen van het geloof, en elke last en belemmering van de zonde van ons afschudden, om vastberaden de wedstrijd te lopen waarvoor we hebben ingeschreven.
Zie naar Jezus, de aanvoerder en voltooier van ons geloof. In plaats van de vreugde die Hem toekwam, heeft Hij een kruis op zich genomen en de schande niet geteld: nu zit Hij aan de rechterzijde van Gods troon.
Denk aan Hem die zulk een tegenstand van zondaars te verduren had; dat zal u helpen om niet uit te vallen en de moed niet op te geven.
Uw strijd tegen de zonde heeft u nog geen bloed gekost.
Zijt ge al het Schriftwoord vergeten dat u als kinderen aanspreekt en aanmoedigt: Kind, minacht de tucht van de Heer niet, laat u door zijn straf niet ontmoedigen.
Want de Heer tuchtigt hen die Hij liefheeft, Hij straft ieder die Hij als zijn kind erkent.
Het lijden dient om u te verbeteren en op te voeden; God behandelt u als kinderen. Ieder kind wordt wel eens door zijn vader gestraft.
Tucht is het deel van allen; zou u elke kastijding bespaard blijven, dan waart gij bastaards, geen echte kinderen.
We hadden trouwens in onze jeugd ontzag voor onze aardse vaders, als ze ons straften; dan moeten we ons des te gereder onderwerpen aan de Vader van de hemelse geesten, die ons doet leven.
Zij hebben ons opgevoed voor dit kort leven, volgens hun eigen ideeën; Hij voedt ons op voor ons welzijn, om ons deel te geven aan zijn eigen, eeuwige heiligheid.
Tucht is nooit prettig, op het moment zelf is er meer verdriet dan blijdschap; maar op de lange termijn levert ze voor degenen die zich door haar lieten vormen, de heilzame vrucht op van een heilig leven.
Daarom, heft op de slappe handen, strekt de wankele knieën,
laat uw voeten rechte wegen gaan; het kreupele lid mag niet ontwricht worden, maar moet genezen.
Streeft naar vrede met alle mensen, en naar een heilig leven, want zonder dat zal niemand de Heer zien.
Past op dat niemand van u de genade van God verspeelt. Laat geen bitter, schadelijk onkruid opkomen dat uw hele gemeente vergiftigt.
Laat er geen ontuchtige zijn of verachter van het heilige, zoals Esau, die voor één enkele maaltijd zijn geboorterecht verkocht.
Gij weet dat hij later, toen hij toch de zegen wilde bemachtigen, werd afgewezen. Hij zag geen kans zijn vader tot andere gedachten te brengen, hoewel hij het onder luid geween probeerde.
Bedenkt waar gij staat: gij zijt niet genaderd tot een tastbare berg en een laaiend vuur, met duisternis, donderwolken en stormwind,
waar de trompet klonk en de stem de woorden sprak, en die haar hoorden smeekten dat zij niet langer tot hen zou spreken.
Want ze konden het bevel niet verdragen: Zelfs een dier dat de berg aanraakt, moet gestenigd worden.
En wat ze zagen was zo verschrikkelijk, dat Mozes uitriep: `Ik sidder van angst.'
Neen, gij zijt genaderd tot de berg Sion en de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en de duizendtallen engelen, de feestelijke
en plechtige vergadering van de eerstgeborenen die in de hemel zijn ingeschreven, tot God, de rechter van allen, en de geesten der rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben,
tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, wiens vergoten bloed iets beters afroept dan het bloed van Abel.
Weigert niet naar zijn stem te luisteren! Zij die weigerden te luisteren naar de godsspraak die op aarde sprak, slaagden er niet in te ontsnappen; hoe zouden wij dan ontsnappen, als wij ons zouden afwenden van Hem die uit de hemel spreekt?
Toen heeft zijn stem de aarde doen beven, nu geldt zijn belofte:
Nog éénmaal zal Ik de aarde doen beven, en niet alleen de aarde, ook de hemel.
De uitdrukking
nog éénmaal - en dan niet meer - wijst op een verandering van de geschapen dingen die aan het wankelen worden gebracht; wat niet wankelt zal blijven.
Ons is een koninkrijk gegeven dat niet wankelt. Laten wij daarom God danken en Hem aanbidden zoals Hij het verlangt: met eerbied en ontzag.
Want onze God is een verterend vuur.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge