HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Toch had ook het eerste verbond liturgische voorschriften en zijn eigen, aardse heiligdom.
Er was een tabernakel, een tentheiligdom, ingericht, waarvan het voorste deel de kandelaar en de tafel met de toonbroden bevatte; dit noemde men het heilige.
Achter het tweede voorhangsel was een gedeelte dat het allerheiligste werd genoemd.
Daar stonden een gouden reukofferaltaar en de ark des verbonds, geheel met goud overtrokken, waarin zich bevonden een gouden vaas met het manna, de staf van Aäron die gebloeid had, en de tafelen van het verbond.
Boven de ark waren de kerubs der heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden. Wij kunnen hier nu niet verder op ingaan.
In het aldus ingerichte heiligdom gaan de priesters bij de uitoefening van de eredienst geregeld de eerste ruimte binnen,
maar de tweede wordt alleen door de hogepriesters betreden, slechts eenmaal in het jaar, en niet zonder het bloed dat hij opdraagt voor zichzelf en voor de tekortkomingen van het volk.
De heilige Geest geeft hiermee te kennen, dat de toegang tot het heiligdom nog niet open staat zolang de eerste tabernakel,
die een zinnebeeld is van de tegenwoordige tijd, nog dienstdoet. Er worden daar immers gaven en offers gebracht, die de offeraar de inwendige volkomenheid niet kunnen geven;
het betreft hier spijzen, dranken en allerlei reinigingsriten, in een woord uiterlijke voorschriften, die slechts van kracht blijven tot de tijd van het betere bestel is aangebroken.
Maar nu is Christus gekomen, de hogepriester van het waarachtige heil. De tent van zijn priesterschap is groter en volmaakter dan de vorige; ze is niet gemaakt door mensenhand, dat wil zeggen, ze behoort niet tot onze geschapen wereld.
Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed, niet dat van bokken en kalveren. Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd, en Hij heeft een eeuwige verlossing verworven.
Want als het bloed van bokken en stieren en de gesprenkelde as van een vaars de verontreinigden kan heiligen zodat zij wettelijk rein worden,
hoeveel groter is de kracht van Christus' bloed! Door de eeuwige Geest heeft Hij zichzelf aan God geofferd als een smetteloos offer, dat onze ziel zuivert van dode werken om de levende God te eren.
En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond: er heeft een sterven plaatsgehad dat bevrijding brengt van de zonden die onder het eerste verbond zijn bedreven; nu kunnen zij die door God geroepen zijn het eeuwig erfdeel ontvangen dat hun is toegezegd.
Waar een testament is, moet de dood van de erflater worden aangetoond.
Een testament is immers pas bindend na overlijden; zolang de erflater nog leeft, wordt het niet van kracht.
Daarom is ook het eerste verbond niet ingewijd zonder bloed.
Nadat Mozes alle geboden van de wet voor het verzamelde volk had voorgelezen, nam hij het bloed van de kalveren en bokken en ook water, scharlaken wol en hysop, en besprenkelde het wetboek zelf en heel het volk,
terwijl hij zei: Dit is het bloed van de bond die God met u gesloten heeft.
De tent en al het benodigde voor de eredienst besprenkelde hij eveneens met het bloed.
Volgens de wet wordt nagenoeg alles met bloed gereinigd en zonder het vergieten van bloed is er geen vergeving.
Als dus de kopieën van de hemelse dingen door zulke riten gereinigd moesten worden, dan vereist het hemelse origineel ongetwijfeld een voortreffelijker offer.
Want Christus is niet het heiligdom binnengegaan dat, door mensenhanden gemaakt, slechts een symbool is van het waarachtige heiligdom; Hij is de hemel zelf binnengegaan om er nu, voor onze zaak, bij God present te zijn.
Ook hoeft Hij zich daar niet telkens opnieuw te offeren, terwijl de hogepriester jaar in jaar uit het allerheiligste binnengaat, met bloed dat niet het zijne is.
Anders had Christus meerdere malen moeten lijden, vanaf het begin van de wereld; maar in feite is Hij slechts eenmaal verschenen, op het hoogtepunt van de geschiedenis, om door zijn offer de zonden te delgen.
Het is het lot van de mens eenmaal te sterven, en daarna komt het oordeel;
zo is ook Christus eenmaal geofferd, omdat Hij de zonden van allen op zich had genomen; als Hij een tweede maal verschijnt, zal het zijn los van de zonde, om heil te brengen aan allen die naar Hem uitzien.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge