HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten,
heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon, die Hij erfgenaam gemaakt heeft van al wat bestaat en door wie Hij het heelal heeft geschapen.
Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen en Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. En na de reiniging der zonden te hebben voltrokken, heeft Hij zich neergezet ter rechterzijde van de majesteit in den hoge,
ver verheven boven de engelen, zoals Hij hen ook overtreft in de waardigheid die zijn deel is geworden.
Christus boven de engelen
Heeft God ooit tot een engel gezegd Gij zijt mijn zoon. Ik heb u heden verwekt? Of: ik zal een vader voor hem zijn en hij zal mijn zoon zijn?
Wanneer Hij evenwel de eerstgeborene opnieuw de wereld binnenleidt, zegt Hij: Alle engelen Gods moeten Hem hulde brengen.
Terwijl Hij van de engelen zegt: Die zijn engelen tot stormwinden maakt en zijn dienaars tot laaiend vuur,
spreekt Hij over de Zoon aldus: Uw troon, o God, is voor altijd en eeuwig, en de scepter van het recht is de scepter van zijn koningschap.
Rechtvaardigheid hebt Gij liefgehad en onrecht gehaat; daarom, o God, heeft uw God U gezalfd met de olie der vreugde en U geplaatst boven uw gelijken.
En elders: In het begin, o Heer, hebt Gij de aarde gegrondvest en de hemel is het werk van uw handen.
Zij zullen vergaan, Gij echter blijft. Zij zullen verslijten als kleren,
Gij zult ze opvouwen als een mantel, gelijk een kledingstuk zullen zij verwisseld worden. Gij echter zijt dezelfde en uw jaren nemen geen einde.
Heeft Hij ooit tot een van de engelen gezegd: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten?
Wat zijn zij anders dan dienende geesten, uitgezonden ten behoeve van hen voor wie het heil is weggelegd?
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge