HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Zij die als slaven hun juk te dragen hebben, moeten hun meesters alle eer waardig achten; anders zal men kwaadspreken van onze God en van de christelijke leer.
Zij die gelovige meesters hebben, mogen hen niet minder achten omdat zij hun broeders zijn. Zij moeten hen integendeel des te trouwer dienen, omdat zij die van hun diensten profiteren, een zijn met hen in geloof en liefde. Zo moet gij leren en vermanen.
Wie een afwijkende leer verkondigt en zich niet houdt aan de gezonde beginselen van onze Heer Jezus Christus en de leer van onze godsdienst,
is een verwaand mens, zonder werkelijke wetenschap maar met een ziekelijke belangstelling voor twistvragen en woordenstrijd. Hieruit kan niets anders voortkomen dan afgunst, onenigheid, gelaster, achterdocht
en eindeloze discussies, het werk van mensen wier geest verward is en van de waarheid verstoken. Zij zien in de godsvrucht een bron van inkomsten.
Nu brengt de godsvrucht ongetwijfeld grote winst, maar alleen voor hem die tevreden is met wat hij heeft.
Want wij hebben in deze wereld niets meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen.
Als wij voedsel en kleding hebben, moet ons dat genoeg zijn.
Zij die zich willen verrijken vallen in verzoeking en in de strik van allerlei dwaze en kwalijke begeerten, die een mens in verderf en ondergang storten.
Want de geldzucht is de wortel van alle kwaad. Door deze hartstocht zijn sommigen al van het geloof afgedwaald en hebben zich afgemarteld met kwellingen zonder tal.
Plechtige aansporing van Timóteüs
Gij echter, man Gods, moet dit alles mijden. Streef naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding, zachtmoedigheid.
Strijd de goede strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven. Daartoe zijt gij geroepen, daartoe hebt gij de goede belijdenis afgelegd ten overstaan van vele getuigen.
Ik beveel u voor het aanschijn van God die alles ten leven wekt, en van Christus Jezus die door Pontius Pilatus de goede belijdenis heeft afgelegd:
bewaar dit gebod onbevlekt en ongerept tot de verschijning van onze Heer Jezus Christus,
die God ons te rechter tijd zal doen aanschouwen, Hij, de gelukzalige, de enige heerser, de grote koning en de opperste heer,
die alleen onsterfelijkheid bezit en woont in ongenaakbaar licht. Geen mens heeft Hem gezien of is in staat Hem te zien. Hem zij eer en eeuwige macht! Amen.
Vermaan de rijken van deze wereld dringend niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet te stellen op de ongewisse rijkdom, maar op God die ons alles rijkelijk te genieten geeft.
Zeg hun dat zij wel doen, zich verrijken door goede daden, en vrijgevig zijn en milddadig.
Zo bezorgen zij zich een goede belegging voor de toekomst, om eenmaal het leven te verwerven dat waarlijk leven is.
Laatste vermaning en groet
Timóteüs, bewaar wat u is toevertrouwd, en keer u af van het profaan en leeg geredeneer en de opwerpingen van de zogenaamde gnosis;
sommigen die haar verkondigen, zijn het spoor van het geloof reeds bijster geraakt.
De genade zij met u allen.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge