HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Broeders, het is mijn vurige wens en ik bid tot God, dat zij gered worden.
Ik moet erkennen dat zij godsdienstige ijver hebben, maar die ijver is zonder inzicht.
Met hun miskenning van de gerechtigheid Gods en hun pogen een eigen gerechtigheid op te richten hebben zij geweigerd zich aan het heil van God te onderwerpen.
Want Christus betekent het einde van de wet en gerechtigheid voor ieder die gelooft.
Over de gerechtigheid door de wet schrijft Mozes: De mens die haar volbrengt, zal door haar tot het leven komen.
Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet bij uzelf: Wie zal ten hemel stijgen? alsof het nodig was Christus te doen afdalen;
of: Wie zal neerdalen in de onderwereld? alsof het nodig was Christus uit het dodenrijk te doen opstijgen.
Neen, zegt de Schrift, het woord is vlakbij, het is in uw mond, het is in uw hart, het woord namelijk van het geloof, dat wij verkondigen.
Want als uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft, dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden.
Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid en de belijdenis van uw mond het heil.
Zo zegt het de Schrift: Niemand die in Hem gelooft zal worden teleurgesteld.
Er bestaat geen verschil tussen Jood en heiden. Zij hebben allen dezelfde Heer, rijk aan gaven voor allen die Hem aanroepen.
Want alwie de naam van de Heer aanroept zal gered worden.
Maar hoe kan men Hem aanroepen zonder in Hem te geloven? Hoe in Hem geloven zonder van Hem te hebben gehoord? Hoe kan men van Hem horen, als niemand Hem verkondigt?
En hoe zullen zij Hem verkondigen, als zij niet zijn gezonden? Gelijk er geschreven staat: Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die het goede nieuws brengen.
Maar niet allen hebben aan het goede nieuws gehoor gegeven. Jesaja zegt het reeds: Heer, wie heeft geloof geschonken aan onze prediking?
Zo ontstaat dan het geloof door de prediking, en de prediking geschiedt in opdracht van Christus.
Israël heeft niet gehoorzaamd
Maar, zo vraag ik, hebben zij haar misschien niet gehoord? Toch wel: Hun geluid heeft zich over de gehele aarde verspreid en hun woorden weerklonken tot aan de uiteinden der wereld.
Maar, vraag ik weer, heeft Israël het misschien niet begrepen? Vooreerst is er Mozes, die zegt: Ik zal u naijverig maken op een volk dat geen volk is, en toornig op een volk zonder inzicht.
En Jesaja zegt het onvervaard: Ik liet Mij vinden door wie Mij niet zochten. Ik heb Mij vertoond aan mensen die niet naar Mij gevraagd hebben.
Maar Israël bedoelt hij, als hij zegt: De hele dag heb Ik mijn handen uitgestrekt naar een ongehoorzaam en weerspannig volk.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge