HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Eerst na onze redding vernamen wij dat het eiland Malta heette.
De bevolking betoonde zich jegens ons buitengewoon vriendelijk. Omdat het begon te regenen en het koud was, legden zij een groot vuur aan en lieten ons allen daaromheen plaatsnemen.
Toen Paulus een hoop dor hout had bijeen geraapt en op het vuur wierp, kwam er tengevolge van de hitte een adder uit tevoorschijn, die zich in zijn hand vastbeet.
Toen de eilandbewoners het beest aan zijn hand zagen hangen, zeiden ze tot elkaar: “Die man is vast en zeker een moordenaar, want zelfs na zijn redding uit de zee wil de Gerechtigheid hem niet in leven laten.”
Maar hij schudde het beest in het vuur en ondervond geen nadelige gevolgen.
Zij verwachtten dat hij zou opzwellen of plotseling dood neervallen. Toen ze echter na lang wachten zagen dat hem niets bijzonders overkwam, sloeg hun mening om en zeiden ze dat hij een god was.
In de nabijheid van die plaats bezat de Eerste van het eiland, Publius geheten, een landgoed, waar hij ons opnam en gedurende drie dagen liefdevol gastvrijheid verleende.
De vader van Publius lag juist met koorts en dysenterie te bed. Paulus ging naar hem toe, sprak een gebed, legde hem de handen op en genas hem.
Toen dit gebeurd was, kwamen ook de overige zieken van het eiland en werden genezen.
Zij bewezen ons dan ook veel eer en bij onze afvaart voorzagen ze ons van al het nodige.
Na drie maanden voeren wij weer weg op een schip uit Alexandrië, dat op het eiland overwinterd had. Het droeg de Dioskuren als schegbeeld.
Wij legden aan in Syracuse en bleven daar drie dagen.
Vandaar voeren we langs de kust en kwamen in Regium. Doordat er ‘s anderendaags een zuidenwind opstak, waren we de volgende dag al in Puteoli.
Daar troffen wij broeders aan en werden uitgenodigd zeven dagen bij hen te blijven. Tenslotte gingen we dan op Rome aan.
Ook vandaar kwamen de broeders, die al van ons gehoord hadden, ons tegemoet tot aan Forum Appii en Tres Tabernae. Toen Paulus hen zag, dankte hij God en schepte nieuwe moed.
Na onze aankomst in Rome kreeg Paulus verlof op zichzelf te wonen met de soldaat die hem bewaakte.
Drie dagen later ontbood hij de voornaamste Joden bij zich. Toen zij bijeengekomen waren, zei hij tot hen: “Mannen broeders, ofschoon ik niets gedaan heb tegen ons volk of de voorvaderlijke gebruiken, ben ik vanuit Jeruzalem als gevangene uitgeleverd aan de Romeinen.
Dezen wilden mij na verhoor in vrijheid stellen, omdat ik niets had bedreven waarop de doodstraf stond.
Maar omdat de Joden zich hiertegen verzetten, zag ik me gedwongen mij op de keizer te beroepen, dit echter niet als had ik enige klacht in te brengen tegen mijn volk.
Dat is dus de reden, waarom ik verzocht u te mogen zien en u toe te spreken. Het is om de verwachting van Israël, dat ik deze ketenen draag.”
Zij zeiden daarop tot hem: “Wij hebben geen brieven uit Judea over u gekregen en evenmin heeft iemand van de broeders die hier aankwam, iets slechts over u beticht of verteld.
Wel wensen wij van u te vernemen wat uw denkbeelden zijn; want van die sekte is ons bekend dat ze overal tegenspraak ondervindt.”
Nadat ze een dag met hem hadden afgesproken, kwamen zij in nog groter aantal bij hem in zijn verblijf bijeen. Van de vroege morgen tot de late avond getuigde hij in zijn uiteenzettingen van het Koninkrijk Gods en trachtte hij hen voor Jezus te winnen, uitgaande van de Wet van Mozes en de profeten.
Sommigen lieten zich overtuigen, maar anderen bleven ongelovig.
Zonder dat zij het met elkaar eens konden worden gingen zij weg, maar niet dan nadat Paulus nog dat ene woord gezegd had: “Terecht heeft de heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken:
Ga tot dit volk en zeg: Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan, met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien.
Want verhard is het hart van dit volk, en hun ogen doen zij dicht uit vrees dat zij zouden zien met hun ogen, met hun oren zouden horen, met hun hart zouden verstaan, zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen.
Het zij dus aan u bekend, dat aan de heidenen dit heil van God is gezonden. Zij zullen wel luisteren.”
Volle twee jaar vertoefde hij in een eigen huurwoning
en ontving allen die bij hem kwamen.
Hij predikte het Rijk Gods en gaf onderricht in de leer over de Heer Jezus Christus in alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge