HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Er was onder de Farizeeën iemand die Nikodémus heette. Hij behoorde tot de voornaamsten van de Joden.
Eens kwam deze in de nacht bij Hem en zei: “Rabbi, wij weten dat Gij van Godswege als leraar gekomen zijt, want niemand kan die tekenen doen die Gij verricht, als God niet met hem is.”
Jezus gaf hem ten antwoord: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als iemand niet wedergeboren wordt kan hij het Rijk Gods niet zien.”
Nikodémus zei tot Hem: “Hoe kan een mens geboren worden als hij al oud is? Kan hij soms in de schoot van zijn moeder terugkeren en opnieuw geboren worden?”
Jezus antwoordde: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg U; als iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan.
Wat geboren is uit het vlees is vlees, en wat geboren is uit de Geest is geest.
Verwonder u niet dat Ik u zei: gij moet opnieuw geboren worden.
De wind blaast waarheen hij wil; gij hoort wel zijn gesuis, maar weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat; zo is het met ieder die geboren is uit de Geest.”
Nikodémus gaf Hem ten antwoord: “Hoe kan dat geschieden?”
Daarop zei Jezus weer: “Gij zijt een leraar van Israël en weet dat niet eens?
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wij spreken over wat Wij weten en Wij getuigen van wat Wij gezien hebben, maar onze getuigenis aanvaardt gij niet.
Wanneer ge zelfs niet gelooft als Ik u spreek over aardse dingen, hoe zult gij dan geloven, als Ik spreek over hemelse dingen?
Nooit is er iemand naar de hemel geklommen, tenzij Hij die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des Mensen.
En deze Mensenzoon moet omhoog worden geheven, zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn,
opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben.
Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.
Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren zoon van God.
Hierin bestaat het oordeel: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen beminden de duisternis meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren.
Ieder die slecht handelt, heeft een afschuw van het licht en gaat niet naar het licht toe uit vrees dat zijn werken openbaar gemaakt worden.
Maar wie de waarheid doet, gaat naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken dat zij in God zijn gedaan.”
Laatste getuigenis van Johannes
Daarna ging Jezus met zijn leerlingen het land van Judea in, bleef daar enige tijd met hen en doopte er.
Maar ook Johannes diende het doopsel toe, te Enom bij Salim, omdat daar veel water was; men ging daarheen om zich te laten dopen.
Johannes was namelijk nog niet in de gevangenis geworpen.
Enige leerlingen uit de kring van Johannes geraakten in een twistgesprek met een Jood over reinigingskwesties.
Zij gingen naar Johannes en zeiden hem: “Rabbi, de man die met u was aan de overkant van de Jordaan en over wie gij een getuigenis hebt gegeven: nu Hij aan het dopen is, lopen ze allemaal naar Hèm toe.”
Johannes gaf hun ten antwoord: “Een mens kan zich niets toeëigenen, tenzij het hem vanuit de hemel gegeven is.
Gij zijt zelf mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Messias niet, maar een gezondene om voor Hem uit te gaan.
De bruidegom is hij die de bruid heeft, maar de vriend van de bruidegom, die staat te luisteren of hij hem hoort, is al vol blijdschap wanneer hij de stem van de bruidegom verneemt. Zo nu is mijn vreugde en ze is volkomen.
Hij moet groter worden maar ik kleiner.
Wie van boven komt, staat boven allen. Wie van de aarde is, behoort tot de aarde en spreekt de taal van de aarde. Wie uit de hemel komt, staat boven allen.
Hij legt getuigenis af van wat Hij zag en hoorde, maar toch aanvaardt niemand zijn getuigenis.
Wie zijn getuigenis wel aanvaardt, bezegelt daarmee dat God waarachtig is.
Want Hij, die door God gezonden is, spreekt Gods eigen woorden: zo mateloos schenkt God zijn Geest.
De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gegeven.
Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwig leven. Wie weigert in de Zoon te geloven zal het leven niet zien; integendeel, de toorn Gods blijft op hem.”
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge