HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Juist in die tijd waren er bij Jezus enkele mensen die Hem vertelden van de Galileeƫrs, wier bloed Pilatus met dat van hun offerdieren vermengd had.
Daarop zei Hij: 'Denkt ge, dat onder alle Galileeërs alleen dezen zondaars waren, omdat zij dat lot ondergaan hebben?
Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij u niet bekeert, zult ge allen op een dergelijke manier omkomen.
Of die achttien die gedood werden, doordat de toren bij de Siloam op hen viel: denkt ge dat die alleen schuldig waren onder alle mensen die in Jeruzalem woonden?
Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.'
Hij vertelde nu deze gelijkenis: 'Iemand had een vijgenboom die in zijn wijngaard geplant stond; hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets.
Toen zei hij tot de wijngaardenier: Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgenboom vruchten zoeken, maar ik vind er geen. Hak hem om: waartoe put hij nog de grond uit?
Maar de man gaf hem ten antwoord: Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen.
Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken.'
GENEZING OP SABBAT VAN EEN VROUW
Eens onderrichtte Hij op sabbat in een van de synagogen,
toen er plotseling een vrouw kwam die bezeten door een geest, achttien jaar lang ziek was; zij was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten.
Toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij zich en sprak: 'Vrouw, ge zijt van uw ziekte verlost.'
Hij legde haar de handen op en op hetzelfde ogenblik richtte zij zich op en verheerlijkte God.
Geërgerd, omdat Jezus op sabbat genas, nam nu de overste van de synagoge het woord en sprak tot het volk: 'Zes dagen zijn er waarop gewerkt moet worden. Komt u dus op die dagen laten genezen en niet op de sabbatdag.'
Jezus gaf hem ten antwoord: 'Huichelaars! Maakt niet ieder van u op sabbat zijn os of ezel van de voederbak los, om hem naar de drinkplaats te voeren?
En behoorde dan deze vrouw, nog wel de dochter van Abraham, die niet minder dan achttien jaar lang door de duivel is kromgesloten, niet van die boeien bevrijd te worden op de sabbatdag?'
Toen Hij dit zei, stonden al zijn tegenstanders beschaamd. Maar heel de menigte verheugde zich over al de heerlijke daden die Hij verrichtte.
Hij zei: 'Waarop gelijkt het Koninkrijk Gods, waarmee zal Ik het vergelijken?
Het gelijkt op een mosterdzaadje, dat iemand in zijn tuin zaaide, het groeide en werd een grote boom en de vogels uit de lucht nestelden in zijn takken.'
Hij zei ook nog: 'Waarmee zal Ik het Rijk Gods vergelijken?
Het gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren.'
Hij trok rond door steden en dorpen, gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem.
Iemand vroeg Hem: 'Heer, zijn er weinig die gered worden?' Maar Hij sprak tot hen:
'Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, want, Ik zeg u, velen zullen het proberen, maar er niet in slagen binnen te komen.
Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft en gij dan buiten op de stoep begint te kloppen en te roepen: Heer, doe open! zal Hij u antwoorden: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Dan zult ge opwerpen: In uw tegenwoordigheid hebben wij gegeten en gedronken, en in onze straten hebt Gij onderricht gegeven. Maar weer zal zijn antwoord zijn: Ik weet niet waar gij vandaan komt.
Gaat weg van Mij, gij allen, bedrijvers van ongerechtigheid.
Daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer gij Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten zult zien in het Rijk Gods, terwijl ge zelf buitengeworpen zult zijn.
Zij zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden, en aanzitten in het Koninkrijk Gods.
Denkt eraan: er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.'
JEZUS DOOR HERODES BEDREIGD
In diezelfde tijd kwamen enige farizeeën Hem zeggen: 'Vlucht, ga hier vandaan, want Herodes wil U vermoorden.'
Hij sprak tot hen: 'Gaat aan die vos zeggen: Zie, Ik drijf duivels uit en Ik bewerk genezingen vandaag en morgen; en op de derde dag komt voor Mij de voltooiing.
Maar vandaag, morgen en overmorgen moet Ik voorttrekken, want het past niet, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt.
BEZORGDHEID OVER JERUZALEM
Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt die tot u zijn gezonden! Hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen verzamelen, zoals een kloek haar kuikens verzamelt onder haar vleugels, maar gij hebt niet gewild.
Zie, uw huis zal onbewoond achtergelaten worden. Ik zeg u: Gij zult Mij niet meer zien, totdat de tijd komt waarop gij zult zeggen: Gezegend de Komende in de naam des Heren.'
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge