HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
In die tijd toen duizenden mensen waren samengestroomd, zodat men elkaar haast onder de voet liep, richtte Hij zich eerst tot zijn leerlingen: 'Wacht u voor het zuurdeeg, dat wil zeggen, de huichelarij van de farizeeën.
Niets is bedekt of het zal onthuld en niets verborgen of het zal geweten worden.
Want alles wat gij in het donker gezegd hebt, zal gehoord worden in het licht, en wat gij binnenskamers in het oor gefluisterd hebt, zal van de daken verkondigd worden.
Tot u, die mijn vrienden zijt, zeg Ik: Vreest niet hen die het lichaam doden, maar daarna niets ergers kunnen doen.
Ik zal u zeggen wie gij moet vrezen: vreest Hem die, nadat Hij gedood heeft, macht bezit om in de hel te werpen. Ja, Ik zeg u, vreest Hem!
Kan men niet vijf mussen kopen voor twee stuivers? Toch vergeet God niet een van hen.
Ja, zelfs de haren op uw hoofd zijn alle geteld. Weest dus niet bevreesd: gij zult meer waard zijn dan een zwerm mussen.
Ik zeg u: ieder die Mij bij de mensen belijdt, hem zal de Mensenzoon als de zijne erkennen bij Gods engelen.
Maar wie Mij tegenover de mensen verloochend heeft, zal verloochend worden tegenover Gods engelen.
Aan ieder die zich zal kanten tegen de Mensenzoon zal het vergeven worden, maar hem die de heilige Geest heeft gelasterd, zal het niet vergeven worden.
Wanneer men u brengt voor de synagogen, overheden en machthebbers, maakt u dan niet bezorgd over het hoe of wat van uw antwoord ter verdediging;
op dat ogenblik zal de heilige Geest u leren wat gij moet zeggen.'
Uit het volk zei iemand tegen Hem: 'Meester, zeg aan mijn broer, dat hij de erfenis met mij deelt.'
Maar Jezus antwoordde hem: 'Man, wie heeft Mij over u beiden tot rechter of bemiddelaar aangesteld?'
En Hij sprak tot hem: 'Pas op en wacht u voor alle hebzucht! Want geen enkel bezit, al is dit nog zo overvloedig, kan uw leven veiligstellen.'
Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: 'Het land van een rijk man had een grote oogst opgeleverd.
Daarom overlegde deze bij zichzelf: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen.
En hij zei: Dit ga ik doen: ik breek mijn schuren af en bouw grotere; daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren bergen.
Dan zal ik tot mijzelf zeggen: Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren, rust nu uit, eet en drink en geniet ervan!
Maar God sprak tot hem: Dwaas! Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen; en al die voorzieningen die je getroffen hebt, voor wie zijn die dan?
Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.'
Hij sprak nu tot zijn leerlingen: 'Daarom zeg Ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken.
Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding.
Let eens op de raven; ze zaaien niet en maaien niet, ze hebben geen voorraadkamer of schuur, maar God voedt ze. Hoeveel meer zijt gij dan de vogels!
Trouwens, wie van U is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg een el toe te voegen?
Als ge dus zelfs machteloos staat tegenover zoiets gerings, wat tobt ge dan over de rest?
Let eens op de bloemen, hoe zij groeien; zij spinnen noch weven. Toch zeg Ik u: zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen.
Als God nu het veldkruid, dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zo kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen?
Vraagt dus ook gij niet, wat ge zult eten en wat ge zult drinken, en weest niet ongerust.
Want dat alles jagen de heidenen in de wereld na. Uw vader weet wel, dat gij dat alles nodig hebt.
Maar zoekt dan zijn Rijk, dan zullen die dingen u erbij gegeven worden.
Weest niet bevreesd, kleine kudde: het heeft Uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken.
Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoezen; verschaft u beurzen die niet verslijten, en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel, waar geen dief bij komt en geen mot hem bederft.
Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Houdt uw lenden omgord en de lampen brandend!
Gedraagt u als mensen die wachten op de terugkomst van hun heer, die naar de bruiloft is, om als hij aankomt en klopt, hem aanstonds open te doen.
Gelukkig de dienaars, die de heer bij zijn komst wakende zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u: Hij zal zich omgorden, hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om te bedienen.
Al komt hij ook in de tweede of in de derde nachtwake, gelukkig zijn de dienaars die hij zo aantreft.
Begrijpt dit wel: Als de eigenaar van het huis wist op welk uur de dief zou komen, zou hij in zijn huis niet laten inbreken.
Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.'
Petrus vroeg Hem nu: 'Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?'
De Heer sprak: 'Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn, die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven?
Gelukkig de knecht, die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt.
Waarlijk, Ik zeg u: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar zegt die knecht bij zichzelf: Mijn heer blijft nog wel een poosje weg, en begint hij de knechten en dienstmeisjes te slaan, en gaat hij zich ook te buiten aan spijs en drank,
dan zal de heer van die knecht komen op een dag dat hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet kent; hij zal hem met het zwaard straffen en hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen.
De knecht die de wil van zijn heer kende, maar geen beschikkingen trof noch handelde volgens diens wil, zal zwaar getuchtigd worden.
Wie echter in onwetendheid dingen heeft gedaan die tuchtiging verdienen, zal slechts licht gestraft worden. Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist, en wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd.
Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!
Ik moet een doopsel ondergaan, en hoe beklemd voel Ik Mij totdat het volbracht is.
Meent gij, dat Ik op aarde vrede ben komen brengen? Neen, zeg Ik u, juist verdeeldheid.
Want van nu af zullen er vijf in een huis verdeeld zijn; drie zullen er staan tegenover twee en twee tegenover drie;
de vader tegenover de zoon en de zoon tegenover de vader; de moeder tegenover de dochter en de dochter tegenover de moeder, de schoonmoeder tegenover haar schoondochter en de schoondochter tegenover de schoonmoeder.'
En tot het volk zei Hij: 'Wanneer gij een wolk ziet opkomen uit het westen, zegt ge terstond: er komt regen; en zo gebeurt het ook.
En wanneer ge ziet dat er een zuidenwind waait, zegt ge: het wordt gloeiend heet; en het gebeurt.
Huichelaars! Van het beeld van land en lucht weet ge de juiste betekenis te bepalen, maar waarom dan niet van deze tijd?
Hoe komt het dat ge niet uit uzelf de juiste gevolgtrekking maakt?
Wanneer gij met uw tegenpartij naar de overheid gaat, doe dan onderweg nog moeite u van hem te bevrijden; anders zou hij u weleens voor de rechter kunnen slepen, de rechter zal u aan de gerechtsdienaar overleveren, en de gerechtsdienaar zal u in de gevangenis werpen.
Ik zeg u: Ge zult er niet uitkomen, voordat ge tot de laatste cent betaald hebt.'
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge