HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
ZENDING VAN DE 72 LEERLINGEN
Hierna wees de Heer (twee-en) zeventig anderen aan en zond hen twee voor twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen, waarheen Hijzelf van plan was te gaan.
Hij sprak tot hen: 'De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.
Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven.
Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel; en groet niemand onderweg.
Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis!
Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan zal hij op u terugkeren.
Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere.
In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet,
geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.
In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt:
Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij.
Ik zeg u: Op die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad.
Wee u, Chorazim, wee u, Betsaïda! Tyrus en Sidon zouden reeds lang neerzittend in zak en as, zich bekeerd hebben, indien bij hen de wonderen waren gebeurd, die bij u hebben plaatsgevonden.
Ja, het lot van Tyrus en Sidon zal bij het oordeel beter te dragen zijn dan dat van u.
En gij, KafarnaĆ¼m, zult ge soms tot de hemel toe verheven worden? Tot in de onderwereld zult ge neerzinken.
Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wie Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft.'
De (twee-en) zeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden: 'Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.'
Hij zei tot hen: 'Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen.
Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden.
Toch moet ge u niet verheugen over het feit dat de duivels aan u onderworpen zijn, maar verheugt u omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.'
Op dat uur jubelde Hij het uit, vervuld van de heilige Geest, en sprak: 'Ik prijs U Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd.
Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand weet wie de Zoon is tenzij de Vader; en wie de Vader is tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon het wil openbaren.'
Daarop keerde Hij zich naar zijn leerlingen afzonderlijk en zei tot hen: 'Gelukkig de ogen die zien wat gij ziet.
Ik zeg u: Vele profeten en koningen verlangden te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; en te horen, wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord.'
DE BARMHARTIGE SAMARITAAN
Daar trad een wetgeleerde naar voren om Hem op de proef te stellen. Hij zei: 'Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?'
Hij sprak tot hem: 'Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar?'
Hij gaf ten antwoord: 'Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.'
Jezus zei: 'Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.'
Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: 'En wie is dan mijn naaste?'
Nu nam Jezus weer het woord en zei: 'Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem halfdood liggen.
Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen.
Zo deed ook een leviet; hij kwam daarlangs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen.
Toen kwam een Samaritaan die op reis was, bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden;
hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem.
De volgende morgen haalde hij twee denariën tevoorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg goed voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden.
Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?'
Hij antwoordde: 'Die hem barmhartigheid betoond heeft.' En Jezus sprak: 'Ga dan en doet gij evenzo.'
Op hun tocht kwam Hij in een dorp, waar een vrouw die Marta heette, Hem in haar woning ontving.
Ze had een zuster, Maria, die gezeten aan de voeten van de Heer, luisterde naar zijn woorden.
Marta werd in beslag genomen door de drukte van het bedienen, maar ze kwam er een ogenblik bij staan en zei: 'Heer, laat het U onverschillig, dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dan dat ze mij moet helpen.'
De Heer gaf haar ten antwoord: 'Marta, Marta, wat maak je je bezorgd en druk over veel dingen.
Slechts een ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen, en het zal haar niet ontnomen worden.'
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge