HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Ondergang van de tempel en de stad: einde van de wereld
Hierop verliet Jezus de tempel. Toen Hij een eindweegs gegaan was, kwamen zijn leerlingen bij Hem lopen en wezen Hem op de gebouwen van het heiligdom.
Maar Hij zei: “Ziet ge dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: geen steen zal hier op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest.”
En nadat Hij zich had neergezet op de Olijfberg, vroegen de leerlingen Hem, terwijl er verder niemand bij was: “Zeg ons, wanneer dat zal gebeuren en wat zal het teken zijn van uw komst en van de voleinding van de wereld.”
Jezus antwoordde: “Past op dat ge u door niemand laat misleiden.
Want velen zullen optreden in mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus en velen zullen zij misleiden.
Gij zult horen van oorlogen en oorlogsgeruchten. Laat u dan geen angst aanjagen, want
dat alles moet gebeuren, maar dat is nog niet het einde.
Er zal strijd zijn van volk tegen volk en van koninkrijk tegen koninkrijk; er zal hongersnood zijn, pest en aardbeving, nu hier, dan daar.
Dat alles is het begin van de weeën.
Dan zal men u overleveren om mishandeld te worden en men zal u doden; alle volkeren zullen u haten omwille van mijn Naam.
Dan zullen velen ten val komen, en uit haat elkander overleveren.
Tal van valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij misleiden.
Door het hand over hand toenemen van de zonde zal de liefde van de meesten verkoelen.
Wie echter ten einde toe volhardt, hij zal gered worden.
De Blijde Boodschap van het Koninkrijk zal over heel de wereld verkondigd worden tot getuigenis voor alle volkeren en dan zal het einde komen.
Wanneer gij dus de
gruwel der verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de
heilige plaats – wie het leest begrijpe het! –
laten dan de mensen in Judea naar de bergen vluchten;
laat hij die zich op het dak bevindt niet naar beneden komen om te halen wat hij in huis heeft,
en die op het land is niet terugkeren om zijn mantel te halen.
Wee de zwangeren en zogenden in die dagen!
Bidt dat uw vlucht niet valt in de winter of op een sabbat!
Want
zo verschrikkelijk zal die tijd zijn, als er vanaf het begin van de wereld tot nu toe nooit een geweest is, noch komen zal.
Als die dagen niet verkort werden, zou geen mens gespaard blijven; maar zij zullen verkort worden omwille van de uitverkorenen.
Wanneer dan iemand u zegt: Hier is de Christus of daar, gelooft het niet.
Want er zullen schijnchristussen en
schijnprofeten opstaan
die grote
tekenen en wonderen zullen doen, zodat zij, als dat mogelijk was, zelfs de uitverkorenen zouden misleiden.
Ziet, Ik heb het u voorspeld.
Als men u dus zegt: Hij is in de woestijn, loopt dan niet uit; of: Hij is binnenshuis, gelooft het niet.
Want zoals de bliksem uitschiet van het oosten en licht tot in het westen, zo zal het zijn met de komst van de Mensenzoon.
Overal waar aas ligt zullen gieren zich verzamelen.
Aanstonds na de verschrikkingen van die dagen
zal de zon verduisteren en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen van de hemel vallen en de
hemelse heerscharen in verwarring geraken.
Dan zal het teken van de Mensenzoon aan de hemel verschijnen;
alle stammen der aarde zullen weeklagen,
zij zullen de Mensenzoon op de hemelwolken zien
komen met macht en grote heerlijkheid.
Hij zal zijn engelen uitzenden
met luid trompetgeschal om zijn uitverkorenen
te verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiteinde van de hemel tot het andere.
Vergelijking met de vijgeboom
Trekt uit de vergelijking met de vijgenboom deze les. Wanneer zijn twijgen al zacht worden en beginnen uit te botten, weet ge dat de zomer in aantocht is.
Zo ook, wanneer ge al deze dingen ziet, weet dan dat het nabij is, ja voor de deur staat.
Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbij gaan voordat dit alles geschied is.
Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan.
Van die dag en dat uur weet niemand iets af, ook niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen.
Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon.
Zoals toch de mensen in de dagen voor de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag, waarop
Noach de ark binnenging,
en zij niets vermoedden, totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het ook gaan bij de komst van de Mensenzoon.
Dan zullen er twee op de akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten;
twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten.
Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt.
Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen. zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken.
Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur, waarop gij het niet verwacht.
Wie is dus de trouwe en verstandige knecht, die de heer over zijn dienstvolk heeft aangesteld om hun op tijd het eten te geven?
Gelukkig die knecht als de heer bij zijn komst hem daarmee bezig vindt.
Voorwaar, Ik zeg u: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar is die knecht slecht en zegt hij bij zichzelf: mijn heer blijft nog wel een poosje weg,
en begint hij de andere knechten te slaan en eet en drinkt hij met dronkaards,
dan zal de heer van die knecht komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een uur dat hij niet kent;
en hij zal hem vierendelen en hem het lot doen delen van de huichelaars. Daar zal geween zijn en tandengeknars.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge