HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
In die tijd - godsspraak van Jahwe - zal Ik de God zijn van alle stammen van Israël en zij zullen mijn volk zijn.
Dit zegt Jahwe: Het volk dat ontkwam aan het zwaard vond genade in de woestijn. Aan Israël, op zoek naar rust,
is Jahwe reeds van verre verschenen. Mijn liefde voor u duurt eeuwig, Ik blijf u altijd trouw.
Israël, Ik richt u weer op. Weer slaan uw jonge vrouwen de tamboerijn en gaan vrolijk ten dans.
Weer legt ge wijngaarden aan op de bergen van Samaria; die ze planten, zullen er de vruchten van eten.
De dag breekt aan dat de wachters in het gebergte van Efraïm roepen: `Kom, wij trekken naar Sion, naar Jahwe onze God.'
Want dit zegt Jahwe: Jubel van vreugde om Jakob, juich om de heerser der volken. Verkondig overal Gods lof met deze woorden: `Jahwe heeft redding gebracht aan zijn volk, aan wat van Israël nog rest.'
Ik haal hen terug uit het noorden; van het einde der aarde breng Ik hen bijeen, ook de blinden en lammen, de zwangere en barende vrouwen. In dichte drommen keren zij terug.
Bedroefd gingen zij heen, getroost leid Ik hen terug. Ik voer hen naar stromende beken, over gebaande wegen waarop ze niet struikelen. Ik immers ben Israëls vader en Efraïm is mijn eerstgeborene.
Volken, hoor het woord van Jahwe; maak het op de verste eilanden bekend: Hij die het volk van Israël verstrooid heeft, brengt het ook weer bijeen. Hij hoedt het als een herder zijn kudde.
Jahwe heeft Jakob verlost en van zijn overheersers bevrijd.
Zingend trekken zij naar de hoogten van Sion, stralend van vreugde om de goede gaven van Jahwe, om het koren, de wijn en de olie, de schapen en de runderen. Ze voelen zich als een besproeide tuin die het nooit aan water ontbreekt.
Dan dansen de meisjes van vreugde; de mannen doen mee, jong en oud. Hun droefheid verander Ik in blijdschap, Ik troost hen en geef hun vreugde na verdriet.
Ik schenk de priesters veel vet van de offers en het volk overstelp Ik met mijn gaven - godsspraak van Jahwe -.
Dit zegt Jahwe: Hoor het klagen in Rama, het droeve geween: Rachel schreit om haar kinderen en wil niet worden getroost, omdat ze er niet meer zijn.
Dit zegt Jahwe: Houd op met schreien, droog uw tranen. Er is uitkomst voor uw lijden - godsspraak van Jahwe -: uw kinderen keren terug uit het land van de vijand.
Er is hoop voor de toekomst: ze komen terug naar hun eigen land.
Ik hoor Efraïm aldoor klagen: `Gij hebt mij geslagen om mij als een wilde stier te temmen. Breng mij nu terug, Jahwe, Gij zijt toch mijn God.
Ik ben nu bekeerd en heb berouw; ik ben tot bezinning gekomen en sla mij op de borst. Ik sta diep beschaamd en ga gebukt onder de zonden van mijn jeugd.'
Is dan mijn zoon Efraïm Mij zo lief en zo dierbaar, dat Ik na ieder hard woord toch aan hem blijf denken en zo met hem meevoel, dat Ik weer medelijden krijg - godsspraak van Jahwe -?
Zet bakens uit, richt mijlpalen op, let goed op de weg die ge volgt. Keer terug, Israël, jonkvrouw, keer terug naar uw steden.
Waarom al maar uw eigen weg zoeken, opstandige? Jahwe maakt iets heel nieuws op aarde: Een vrouw zoekt een man.
Dit zegt Jahwe van de machten, Israëls God: Wanneer Ik hen in hun vroegere staat herstel, zullen ze in de steden van Juda weer zeggen: Jahwe zegene u, zetel van gerechtigheid, heilige berg. Heel Juda woont daar weer samen: stedelingen, boeren en herders.
Die uitgeput waren, verkwik Ik, Ik les de dorst van hen die versmachten.
Daarop werd Ik wakker, had een visioen en opnieuw overviel mij de slaap.
De tijd komt - godsspraak van Jahwe -, dat Ik Israël en Juda weer met mensen en dieren bevolk.
Eerst had Ik er alles op gezet hen uit te rukken en af te breken, hen te verwoesten en te vernielen met ramp op ramp, maar nu heb Ik er alles op gezet hen op te bouwen en te planten godsspraak van Jahwe -.
In die tijd zegt men niet meer: De vaders eten onrijpe druiven, de kinderen krijgen er de bittere smaak van in de mond.
Neen! Iedereen sterft door zijn eigen schuld. Ieder die onrijpe druiven eet, krijgt zelf de bittere smaak in zijn mond.
Er komt een tijd - godsspraak van Jahwe - dat Ik met Israël en Juda een nieuw verbond sluit;
geen verbond zoals Ik met hun voorvaderen gesloten heb, toen Ik hen bij de hand heb genomen om hen uit Egypte te leiden. Want dit verbond hebben zij verbroken, ofschoon Ik hun meester was - godsspraak van Jahwe -.
Dit is het nieuwe verbond dat Ik in de toekomst met Israël sluit: Ik schrijf mijn wet hun binnenste, Ik grif ze in hun hart. Ik zal hun God, en zij zullen mijn volk zijn.
Dan hoeft niemand een ander nog voor te houden: `Leer Jahwe kennen.' Want iedereen, groot en klein, kent Mij al - godsspraak van Jahwe -. Ik vergeef hun misstappen, Ik denk niet meer aan hun zonden.
Dit zegt Jahwe, die de zon heeft gemaakt als het licht voor de dag, de maan en de sterren als het licht in de nacht; die de zee opzweept dat de golven bruisen, die heet: Jahwe van de legerscharen:
Als deze orde ophoudt te bestaan - godsspraak van Jahwe - dan blijft ook Israël niet langer mijn volk.
Dit zegt Jahwe: Evenmin als iemand de hemel boven kan meten of de grondvesten der aarde beneden kan peilen, evenmin verwerp Ik ooit het geslacht van Israël, ondanks alles wat het misdaan heeft - godsspraak van Jahwe -.
De tijd komt - godsspraak van Jahwe - dat de stad van Jahwe wordt herbouwd van de toren van Chananel tot aan de Hoekpoort.
Nog verder loopt het meetsnoer, rechtdoor tot de hoogte van Gareb alvorens af te buigen naar Goa.
Heel het dal met de lijken en de as, heel het gebied langs de Kedron tot aan de hoek van de Paardenpoort in het oosten wordt aan Jahwe gewijd. Het wordt nooit meer vernield of verwoest.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge