HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Een man uit de stam Levi nam een meisje uit die stam tot vrouw.
De vrouw werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. Toen zij zag hoe mooi het kind was, hield zij het drie maanden lang verborgen.
Maar toen zij geen kans meer zag hem nog langer verborgen te houden, nam zij een mandje van riet, streek het dicht met asfalt en pek en legde het kind erin. Toen zette zij het tussen het riet aan de oever van de Nijl.
Op enige afstand stelde de zuster van het kind zich verdekt op, om te zien wat er zou gebeuren.
Nu begaf de dochter van Farao zich naar de Nijl om te baden, terwijl haar dienaressen op en neer bleven lopen langs de oever van de rivier. Ineens zag zij het mandje tussen het riet en stuurde haar slavin om het te halen.
Zij maakte het open, keek en daar lag een schreiend jongetje. Vol medelijden riep zij: `Natuurlijk een Hebreeuws kind!'
Toen kwam de zuster van het kind aan de dochter van Farao vragen: `Zal ik bij de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan zoeken, om het kind voor u te voeden?'
De dochter van Farao antwoordde: `Ja, doe dat.' Het meisje snelde weg en haalde de moeder van het kind.
De dochter van Farao beval haar: `Neem dit kind mee en voed het voor mij; ik zal u er persoonlijk voor belonen.' Toen nam de vrouw het kind mee en voedde het.
En toen het kind opgegroeid was, bracht zij het terug naar de dochter van Farao. Deze nam hem als haar eigen zoon aan. Zij noemde hem Mozes, want zo zei ze, `ik heb hem uit het water getrokken.'
Toen Mozes opgegroeid was ging hij eens naar zijn broeders en was getuige van hun dwangarbeid. Hij zag hoe een Egyptenaar een Hebreeër neersloeg, een van zijn broeders.
Hij keek naar alle kanten en toen hij zag dat er niemand in de buurt was sloeg hij de Egyptenaar neer en verborg hem onder het zand.
De dag daarop ging hij weer uit en zag twee Hebreeuwse mannen met elkaar vechten. Hij vroeg aan degene die ongelijk had: `Waarom sla jij je kameraad?'
De man antwoordde: `Wie heeft jou als heer en rechter over ons aangesteld? Ben je soms van plan mij ook te doden, net als die Egyptenaar?' Toen werd Mozes bang en dacht: `Het is dus toch bekend geworden.'
Ook Farao hoorde van het gebeurde en was er sindsdien op uit, Mozes te doden. Maar Mozes wist aan Farao te ontkomen en week uit naar Midjan. Eens zat hij bij de put.
Nu had de priester van Midjan zeven dochters. Deze kwamen water putten en de drinkbakken vullen om de kudde van hun vader te drinken te geven.
Maar er kwamen herders die de meisjes weg wilden dringen. Toen sprong Mozes op, kwam de meisjes te hulp en gaf de dieren te drinken.
Toen zij thuiskwamen vroeg hun vader Reuël: `Wat zijn jullie vroeg terug vandaag?'
Zij antwoordden: `Een Egyptenaar heeft ons in bescherming genomen tegen de herders; ook heeft hij water voor ons geput en het vee te drinken gegeven.'
Hij vroeg zijn dochters toen: `Waar is die man? Waarom hebben jullie hem daar laten staan? Ga hem uitnodigen om te komen eten.'
Toen Mozes besloten had bij die man te blijven, gaf deze hem zijn dochter Sippora tot vrouw.
Zij baarde een zoon die hij de naam Gersom gaf, want, zo zei hij, `ik ben gast in een vreemd land.'
In de loop van deze vele jaren was de koning van Egypte gestorven. Maar de Israëlieten zuchtten nog steeds onder hun dwangarbeid en zij klaagden luid. Vanuit hun slavenbestaan drong hun gejammer door tot God,
en God luisterde naar hun klagen; Hij was zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob indachtig.
God zag goedgunstig neer op de Israëlieten en Hij was met hen begaan.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge