Want elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen, om hen te vertegenwoordigen bij God en om gaven en offers op te dragen voor de zonden.
Ook Christus heeft zichzelf niet de eer van het hogepriesterschap toegekend; dat heeft God gedaan, die Hem zei: Gij zijt mijn zoon, Ik heb U heden verwekt.
In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: