Maar het volk kwam het te weten en ging Hem achterna. Hij liet hen tot zich komen en sprak hun over het Rijk Gods; wie genezing nodig hadden, genas Hij.
Toen de dag ten einde begon te lopen, kwamen de twaalf naar Hem toe en zeiden: 'Stuur de mensen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om daar onderdak en voedsel te vinden, want hier zijn we op een eenzame plek.'
Maar Hij antwoordde: 'Geeft gij hun maar te eten.' 'Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen,' zeiden ze; 'of wijzelf zouden voor al dat volk eten moeten gaan kopen.'
Daarop nam Hij de vijf broden en de twee vissen, sloeg de ogen ten hemel, sprak er de zegen over uit, brak ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte voor te zetten.