Een vrouw nu die in de stad als een zondares bekend stond, was te weten gekomen, dat Jezus in het huis van de farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee
en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten, staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem.