De engel antwoordde hem: 'Ik ben Gabriël die voor Gods aangezicht staat, en ik ben gezonden om tot u te spreken en u deze blijde boodschap aan te kondigen.
Zie, gij zult zwijgen en niet in staat zijn te spreken tot de dag waarop dat zal gebeuren, omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt; deze zullen echter op hun tijd in vervulling gaan.'
Toen hij naar buiten kwam, was hij niet bij machte tot hen te spreken en zij begrepen, dat hij in het heiligdom een verschijning gezien had. Maar omdat hij stom bleef, kon hij slechts tegen hen gebaren.