Zoals een herder omziet naar zijn schapen, als die verstrooid zijn geraakt, zo zal ook Ik naar mijn schapen omzien en ze veilig terugbrengen van alle plaatsen waar ze verstrooid zijn geraakt op de dag van wolken en dichte duisternis.
Ik zal ze terugvoeren uit de volken, ze samenbrengen uit de landen en ze leiden naar hun eigen grond; Ik zal ze weiden op de bergen en in de dalen van Israël, op alle weideplaatsen van het land.
Op goede weidegrond zal Ik ze weiden, het hoogland van Israël zal hun weideplaats zijn. Daar zullen ze legeren op goede plaatsen en grazen in welige weiden op de bergen van Israël.
Het verloren dier zal Ik zoeken, het afgedwaalde terughalen, het gewonde verbinden, het zieke sterken, de vette en sterke dieren bewaren; Ik zal ze weiden zoals het behoort.