Paus Franciscus - 24 mei 2015
In de filosofische en theologische visie op de mens en de schepping die ik heb trachten voor te houden, blijkt duidelijk dat de menselijke persoon met de bijzondere eigenschap van zijn rede en zijn wetenschap niet een externe factor is die volkomen moet worden uitgesloten. Hoewel het menselijk wezen in de planten- en dierenwereld kan ingrijpen en zich ervan kan bedienen, wanneer dat noodzakelijk is voor zijn leven, leert de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) toch dat proefnemingen op dieren alleen maar gewettigd zijn, als “ze binnen redelijke perken blijven en ertoe bijdragen mensen te verzorgen of mensenlevens te redden”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2417 Hij herinnert er met kracht aan dat de macht van de mens grenzen heeft en dat “ dieren nutteloos laten lijden of hun leven verspillen in strijd is met de menselijke waardigheid”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2418 Ieder gebruik en iedere proefneming “vereist een religieuze eerbied voor de heelheid van de schepping”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2415
Ik wil hier het evenwichtige standpunt van de heilige Johannes Paulus II innemen, die uitdrukkelijk wees op de weldaden van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, “die ervan getuigen ervan hoe nobel de roeping van de mens is deel te nemen aan het scheppend handelen van God”, maar hij herinnerde er tegelijkertijd aan “dat ieder ingrijpen op het gebied van het ecosysteem er niet omheen kan de consequenties ervan op andere gebieden in aanmerking te nemen”. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Internationale Dag voor de Vrede 1 januari 1990, Vrede met God, de Schepper, vrede met de gehele schepping (8 dec 1989), 6 Hij stelde dat de Kerk iedere bijdrage “van de studie en de toepassingen van de moleculaire biologie, aangevuld met andere disciplines zoals de genetica en de technologische toepassing ervan in landbouw en industrie, op prijs stelt”. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Toespraak tot de Pauselijke Academie van Wetenschappen, Moge de wijsheid van de mensheid altijd het wetenschappelijk onderzoek begeleiden (3 okt 1981), 3 Hoewel hij ook zei dat dit niet de weg moet vrijmaken voor “genetische manipulatie zonder onderscheid”, H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Internationale Dag voor de Vrede 1 januari 1990, Vrede met God, de Schepper, vrede met de gehele schepping (8 dec 1989), 7 die de negatieve effecten van deze ingrepen negeert. Het is onmogelijk de menselijke creativiteit af te remmen. Als men een kunstenaar niet kan verbieden zijn creatieve begaafdheid tot uitdrukking te brengen, kan men evenmin degenen hinderen die bijzondere gaven bezitten voor wetenschappelijke en technologische ontwikkeling en van wie de begaafdheden door God ten dienste van de ander zijn geschonken. Tegelijkertijd kan men niet anders dan de doeleinden, de effecten, de context en de ethische beperkingen van die menselijke activiteit, die een vorm van macht met grote risico’s is, te heroverwegen.
In dit kader zou iedere reflectie moeten worden geplaatst omtrent het menselijk ingrijpen in de dieren- en plantenwereld, dat tegenwoordig genetische veranderingen inhoudt die door de biotechnologie worden veroorzaakt, met als doel de in de materiële werkelijkheid aanwezige mogelijkheden te exploiteren. Het respect van het geloof voor de rede vraagt aandacht te schenken aan hetgeen de biologische wetenschap zelf, die onafhankelijk met betrekking tot economische belangen is ontwikkeld, kan leren over de biologische structuren en hun mogelijkheden en veranderingen. In ieder geval is een ingreep in de natuur “om haar te helpen zich te ontwikkelen overeenkomstig haar wezen, die van de schepping, die welke door God is gewild”. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de 35e algemene vergadering van de Medische wereldbond, Genetische manipulatie die het leven van de mens tot een object herleidt, is eigenmachtig en onjuist (29 okt 1983), 6
Het is moeilijk een algemeen oordeel te geven over de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde organismen (GMO) bij planten en dieren voor medische doeleinden of in de landbouw, aangezien zij onderling zeer kunnen verschillen en kunnen vragen om verschillende overwegingen. Anderzijds mogen de risico’s niet altijd worden toegeschreven aan de techniek zelf, maar aan een inadequate of excessieve toepassing ervan. In werkelijkheid zijn en worden genetische mutaties vaak door de natuur zelf veroorzaakt. Evenmin zijn de door het menselijk wezen veroorzaakte mutaties een modern verschijnsel. Het domesticeren van dieren, het kruisen van soorten en andere oude en universeel aanvaarde praktijken kunnen vallen binnen deze overwegingen. Het is gepast eraan te herinneren dat het begin van de wetenschappelijke ontwikkelingen betreffende transgenetische gewassen de waarneming is geweest van bacteriën die van nature en spontaan een verandering in het genoom van een plant te weeg brachten. Toch hebben deze processen in de natuur een langzaam ritme, dat niet te vergelijken is met de door de huidige technologische vooruitgang opgelegde snelheid, ook wanneer deze vooruitgang zich baseert op een wetenschappelijke ontwikkeling van eeuwen.
Hoewel wij niet beschikken over definitieve bewijzen omtrent de schade die transgenetische gewassen bij de mens zouden kunnen veroorzaken, en in sommige streken het gebruik ervan een economische groei tot stand heeft gebracht die ertoe heeft bijgedragen enkele problemen op te lossen, komt men belangrijke moeilijkheden tegen die niet moeten worden gebagatelliseerd. In veel streken constateert men ten gevolge van het invoeren van deze culturen een concentratie van productief land in de handen van weinigen, te wijten aan het “voortschrijdend verdwijnen van de kleine producenten, die ten gevolge van het verlies aan landbouwgrond zich verplicht hebben gezien zich te onttrekken aan de directe productie”. Argentinië, Bisschoppelijke Commissie voor de Sociale Pastoraal van Argentinië, Una tierra para todos (1 juni 2005). 19 De meest kwetsbaren onder hen worden tijdelijke werknemers en veel landarbeiders verhuizen uiteindelijk naar ellendige nederzettingen in de steden. Het zich uitbreiden van deze culturen verwoest het complexe weefsel van de ecosystemen, vermindert de verscheidenheid in de productie en treft het heden of de toekomst van de regionale economieën. In verschillende landen ziet men een neiging tot de ontwikkeling van oligopolies in de productie van zaaizaden en andere producten die noodzakelijk zijn voor de verbouwing en de afhankelijkheid wordt erger, als men denkt aan de productie van onvruchtbare zaden, die uiteindelijk de boeren zou kunnen verplichten ze van de producerende ondernemingen te kopen.
Er is ongetwijfeld een voortdurende aandacht nodig die ertoe leidt met alle daarbij betrokken ethische aspecten rekening te houden. Daarom is het noodzakelijk een wetenschappelijk en maatschappelijk debat te waarborgen dat verantwoord en breed is, in staat alle beschikbare informatie in aanmerking te nemen en de dingen bij hun naam te noemen. Soms brengt men niet alle informatie ter tafel, maar selecteert men deze naar de eigen belangen, of die nu politiek, economisch of ideologisch zijn. Dit maakt het moeilijk een evenwichtig en verstandig oordeel betreffende de verschillende kwesties te ontwikkelen, waarbij men alle in het spel zijnde variabelen voor ogen houdt. Het is noodzakelijk te beschikken over plaatsen waar degenen die zich op enige wijze direct of indirect betrokken zouden kunnen zien (landbouwers, verbruikers, autoriteiten wetenschappers, producenten van zaden, de bevolking in de nabijheid van de behandelde velden en anderen) in debat kunnen gaan en hun problemen uiteen kunnen zetten of toegang kunnen hebben tot een uitgebreide en betrouwbare informatie om beslissingen te nemen die gericht zijn op het tegenwoordige en toekomstige algemeen welzijn. De kwestie van de genetisch gemodificeerde gewassen (GMO) is gecompliceerd van aard en vereist dat zij in al haar aspecten wordt aangepakt en dit zou tenminste om een grote krachtsinspanning vragen verschillende lijnen van autonoom en interdisciplinair onderzoek te financieren die een nieuw licht daarop kunnen werpen.
Van de andere kant is het verontrustend dat sommige ecologische bewegingen de integriteit van het milieu verdedigen en terecht eisen grenzen te stellen aan wetenschappelijk onderzoek, terwijl zij soms dezelfde beginselen niet toepassen op het menselijk leven. Dikwijls rechtvaardigt men dat alle grenzen worden overschreden, wanneer men experimenteert met levende menselijke embryo’s. Men vergeet dat de onvervreemdbare waarde van een mens veel verder gaat dan de graad van zijn ontwikkeling. Eveneens beschouwt de techniek uiteindelijk elke praktijk gewettigd, wanneer zij de grote ethische beginselen niet erkent. Zoals wij in dit hoofdstuk hebben gezien, zal de techniek, wanneer zij van de ethiek wordt gescheiden, niet gemakkelijk in staat zijn de eigen macht zelf te beperken.