Paus Franciscus - 24 mei 2015
LAUDATO SI' 'Wees geprezen' - over de zorg voor het gemeenschappelijke huis |
|||
► | Het evangelie van de Schepping (62-100) | ||
► | Het blik van Jezus (96-100) |
Jezus maakt zich het Bijbels geloof in God de Schepper eigen en benadrukt een fundamenteel gegeven: God is Vader. Vgl. Mt. 11, 25 In de dialogen met zijn leerlingen nodigde Jezus hen uit de vaderrelatie te erkennen die God heeft met al zijn schepselen, en herinnerde Hij hen met een ontroerende tederheid eraan hoe ieder van die schepselen in zijn ogen belangrijk is: “Kan men niet vijf mussen kopen voor twee stuivers? Toch vergeet God niet een van hen” (Lc. 12, 6). “Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze” (Mt. 6, 26).
De Heer kon de anderen uitnodigen te letten op de schoonheid die er in de wereld is, omdat Hijzelf in voortdurend contact stond met de natuur en daaraan een aandacht vol genegenheid en verwondering besteedde. Wanneer Hij iedere hoek van zijn land doorkruiste, hield Hij stil om de door zijn Vader gezaaide schoonheid te aanschouwen en nodigde Hij zijn leerlingen uit te beseffen dat de dingen een goddelijke boodschap bevatten: “Slaat uw ogen op en kijkt naar de velden; ze staan wit, rijp voor de oogst” (Joh. 4, 35). “Het Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje, dat iemand op zijn akker zaaide. Weliswaar is dit het kleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten, is het groter dan de andere tuingewassen: het wordt een boom” (Mt. 13, 31-32). H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 27
Jezus leefde in volledige harmonie met de schepping en de anderen stonden verbaasd: “Wat voor iemand is dat toch, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzamen?” (Mt. 8, 27). Hij verscheen niet als een van de wereld gescheiden asceet of als een vijand van de aangename dingen van het leven. Met verwijzing naar zichzelf zei Hij: “Kijk, die gulzigaard en wijndrinker” (Mat. 11, 19). Hij stond ver van de filosofieën af die het lichaam, de materie en de werkelijkheden van deze wereld verachtten. Deze ongezonde dualismen hebben echter in de loop der eeuwen een aanzienlijke invloed gehad op sommige christelijke denkers en het Evangelie misvormd. Jezus werkte met zijn handen en stond dagelijks in contact met de door God geschapen materie om daaraan met zijn vaardigheid van handwerksman vorm te geven. Hier dient te worden gewezen op het feit dat het grootste gedeelte van zijn leven gewijd is aan deze inspanning in een eenvoudig bestaan dat geen enkele verwondering wekte: “Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria?” (Mc. 6, 3). Zo heeft Hij het werk geheiligd en er een bijzondere waarde aan verleend tot rijping van ons. De heilige Johannes Paulus II leerde dat “de mens door in vereniging met Christus die voor ons is gekruisigd, de inspanning van het werk te verdragen in zekere zin met de Zoon van God meewerkt aan de verlossing van de mensheid”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 19
Volgens de christelijk opvatting van de werkelijkheid loopt de bestemming van de hele schepping via het mysterie van Christus, die vanaf het begin tegenwoordig is: “Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem” (Kol. 1, 16). Vgl. H. Justinus, Apologia Secunda. 8, 1-2; 13, 3-6: PG 6, 457-458; 467. Daarom kon de heilige Justinus spreken over “zaden van het woord” in de wereld De proloog van het Johannesevangelie (Joh. 1, 1-18) laat de scheppende activiteit van Christus als goddelijk Woord (Logos) zien. Maar deze proloog verrast door zijn bewering dat dit Woord “vlees is geworden” (Joh. 1, 14). Een Persoon van de Drie-eenheid heeft zich gevoegd in de geschapen kosmos en het lot ervan tot aan het kruis heeft gedeeld. Vanaf het begin van de wereld, maar op een bijzondere wijze te beginnen bij de menswording, is het mysterie van Christus op een verborgen wijze werkzaam in het geheel van de natuurlijke werkelijkheid zonder daardoor de autonomie ervan aan te tasten.
Het Nieuwe Testament spreekt ons niet alleen van de aardse Jezus en zijn zo concrete en liefdevolle relatie met de wereld. Het laat ons dit ook zien als de Verrezene en Verheerlijkte, aanwezig in heel de schepping met zijn universele heerschappij: “Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen” (Kol. 1, 19-20). Dit richt ons op het einde der tijden, wanneer de Zoon de Vader alles zal overhandigen, zodat “God alles in alles is” (1 Kor. 15, 28). Zo doen de schepselen van deze wereld zich aan ons niet meer voor als een puur natuurlijke werkelijkheid, omdat de Verrezene ze op mysterieuze wijze omgeeft en richt op een bestemming van volheid. Dezelfde bloemen op het veld en de vogels die Hij verwonderd aanschouwde met zijn menselijke ogen, zijn nu vol van zijn lichtende tegenwoordigheid.