Paus Franciscus - 24 mei 2015
In het verhaal van Kaïn en Abel zien wij dat jaloezie Kaïn ertoe heeft aangezet de uiterste ongerechtigheid te bedrijven tegen zijn broer. Dit heeft op zijn beurt een breuk in de relatie tussen Kaïn en God en tussen Kaïn en het land, waaruit hij werd verbannen, veroorzaakt. Deze passage wordt samengevat in het dramatische gesprek tussen God en Kaïn. God vraagt: “Waar is uw broer Abel?” Kaïn zegt dat hij dat niet weet, en God dringt aan: “Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broer roept uit de grond tot mij! Daarom zult gij vervloekt zijn, verbannen van (deze) grond” (Gen. 4, 9-11). Het verwaarlozen van de verplichting een juiste relatie te koesteren en te onderhouden met de naaste, jegens wie ik een plicht van zorg en bescherming heb, verwoest mijn innerlijke relatie met mijzelf, met de anderen, met God en met de aarde. Wanneer al deze relaties worden verwaarloosd, wanneer gerechtigheid niet meer op de aarde woont, dan is, zegt de Bijbel ons, alle leven in gevaar. Dit is hetgeen ons het verhaal van Noach leert, wanneer God dreigt de mensheid weg te vagen om haar aanhoudend onvermogen te leven overeenkomstig de eisen van gerechtigheid en vrede: “De dagen van de mensen zijn geteld, want zij zijn er de schuld van dat de aarde vol gewelddaden is” (Gen. 6, 13). In deze zo oude verhalen, rijk aan een diepe symboliek, was reeds een overtuiging vervat die vandaag wordt gevoeld: dat alles een onderling verband heeft en dat een authentieke zorg voor ons leven zelf en onze relaties met de natuur niet te scheiden is van broederschap, gerechtigheid en trouw ten opzichte van de ander.