Paus Franciscus - 24 mei 2015
De deelname aan de Eucharistie op zondag heeft een bijzondere betekenis. Deze dag wordt, evenals de Joodse sabbat, gezien als de dag voor een gezondmaking van de relatie van het menselijk wezen met God, met zichzelf, met de ander en met de wereld. De zondag is de dag van de verrijzenis, de “eerste dag” van de nieuwe schepping, waarvan de eersteling het verrezen mens-zijn van de Heer is, waarborg voor de uiteindelijke gedaanteverandering van heel de geschapen werkelijkheid. Bovendien verkondigt deze dag “de eeuwige rust van de mens bij God”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2175 Zo vult de christelijke spiritualiteit de waarde van rust en feest aan. De mens heeft de neiging de contemplatieve rust te beperken tot de sfeer van het onvruchtbare en nutteloze en vergeet daarbij dat zo het werk dat men verricht, het belangrijkste wordt ontnomen: zijn betekenis. Wij zijn geroepen in ons handelen een dimensie van ontvankelijkheid en belangeloosheid in te sluiten, die iets anders is dan eenvoudig niets doen. Het betreft een andere wijze van handelen, die deel uitmaakt van ons wezen. Op deze wijze wordt het menselijk handelen niet alleen gevrijwaard van leeg activisme, maar ook van ongebreidelde gulzigheid en isolement van het bewustzijn, dat er toe leidt het exclusieve persoonlijke gewin na te jagen. De wet van de zondagsrust verplichtte ertoe zich te onthouden van werk op de zevende dag, want “dan kunnen ook uw rund en uw ezel rusten, en kunnen de zoon van uw slavin en de vreemdeling op adem komen” (Ex. 23, 12). Rust is een verruiming van de blik die het mogelijk maakt weer de rechten van de ander te erkennen. Zo verspreidt de rustdag, waarvan het middelpunt de Eucharistie is, zijn licht over de hele week en moedigt ons aan de zorg voor de natuur en de armen tot de onze te maken.