Paus Franciscus - 24 mei 2015
De Sacramenten zijn een bevoorrechte wijze waarop de natuur van God wordt aangenomen en veranderd in een bemiddeling van het bovennatuurlijke leven. Door de eredienst worden wij uitgenodigd de wereld op een ander niveau te omarmen. Water, olie, vuur en kleuren worden met heel hun symbolische kracht aanvaard en worden opgenomen in de lofprijzing. De zegenende hand is instrument van de liefde van God en weerspiegeling van de nabijheid van Christus, die is gekomen om ons te begeleiden op de levensweg. Het water dat bij het Doopsel over het lichaam van het kind wordt gegoten, is teken van nieuw leven. Wij ontvluchten de wereld niet, noch negeren wij de natuur, wanneer wij God willen ontmoeten. Dit kan men in het bijzonder gewaar worden in de spiritualiteit van het christelijke Oosten: “Overal wordt de schoonheid zichtbaar, een van de meest geliefde termen in het Oosten om de goddelijke harmonie en het model van de verheerlijkte mensheid te verwoorden: in de vorm van de Kerk, de klanken, de kleuren, de lichten, de geuren”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bij gelegenheid van de honderdste gedenkdag van de Apostolische brief Orientalium Dignitas van Paus Leo XIII, Orientale Lumen (2 mei 1995), 11 Voor de christelijke ervaring vinden alle schepselen van het materiële heelal hun ware zin in het vleesgeworden Woord, omdat Gods Zoon in zijn persoon een deel van het materiële heelal heeft opgenomen, waar Hij een kiem van definitieve verandering heeft gelegd: ”Het Christendom staat niet afwijzend tegenover de materie, de lichamelijkheid, het laat deze integendeel geheel tot haar recht komen in het liturgisch handelen waarin het menselijk lichaam toont ten diepste tempel te zijn van de Heilige Geest en waarin het zich verenigt met Jezus de Heer, die ook een lichaam heeft aangenomen voor het heil van de wereld”. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bij gelegenheid van de honderdste gedenkdag van de Apostolische brief Orientalium Dignitas van Paus Leo XIII, Orientale Lumen (2 mei 1995), 11