
Paus Franciscus - 24 november 2013
Hoeveel oorlogen zijn er binnen het Volk van God en in de verschillende gemeenschappen! In de wijk, op de werkplek, hoeveel oorlogen uit haat en nijd, ook onder Christenen! De geestelijke wereldse gezindheid brengt sommige Christenen ertoe in oorlog te zijn met andere Christenen die elkaar in de weg staan in hun zoeken naar macht, prestige, genoegen of economische zekerheid. Bovendien houden sommigen ermee op van harte tot de Kerk te behoren om een geest van strijd te voeden. Meer dan tot de hele Kerk te behoren met haar rijke verscheidenheid behoren zij tot deze of gene groep die zich anders of bijzonder voelt.
De wereld wordt verscheurd door oorlogen en geweld of gewond door een wijd verbreid individualisme dat de menselijke wezens verdeelt en tegen elkaar opzet om het eigen welzijn na te jagen. In verschillende landen ontstaan opnieuw conflicten en oude onenigheden waarvan men dacht dat die gedeeltelijk waren overwonnen. Ik wil de Christenen van alle gemeenschappen in de wereld in het bijzonder om een aantrekkelijk en stralend getuigenis van broederlijke gemeenschap vragen. Mogen allen bewonderen hoe u voor elkaar zorgt, hoe u elkaar wederzijds bemoedigt en elkaar begeleidt: “Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart” (Joh. 13, 35). Dat heeft Jezus met een intens gebed aan de Vader gevraagd: “Opdat zij alleen één mogen zijn ... in ons ... opdat de wereld gelove” (Joh. 17, 21). Pas op de verleiding van de afgunst! Wij zitten op dezelfde boot en varen naar dezelfde haven! Vragen wij om de genade ons te verheugen over de vruchten van anderen, die van allen zijn.
Voor hen die door oude geschillen zijn gekwetst, blijkt het moeilijk te accepteren dat wij hen aansporen tot vergeving en verzoening, omdat zij denken dat wij hun verdriet negeren of hun herinnering en idealen willen doen vergeten. Maar als zij het getuigenis van authentiek broederlijke en verzoende gemeenschappen zien, dan is dat altijd een licht dat aantrekt. Daarom doet het mij zo’n verdriet te constateren hoe er in sommige christelijke gemeenschappen, en zelfs tussen gewijde personen, ruimte wordt gegeven aan verschillende vormen van haat, verdeeldheid, laster, zwartmakerij, wraak, afgunst, verlangen om eigen ideeën koste wat het kost door te drijven, tot en met vervolgingen die een onverzoenlijke heksenjacht lijken te zijn. Wie willen wij evangeliseren met dit soort gedrag?
Vragen wij de Heer dat Hij ons de wet van de liefde doet begrijpen. Wat is het iets goeds deze wet te hebben! Hoe goed doet het ons elkaar boven alles lief te hebben! Ja, boven alles! Tot ieder van ons is de aansporing van Paulus gericht: “Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwint het kwade door het goede” (Rom. 12, 21). En ook: “Laten wij niet moede worden goed te doen” (Gal. 6, 9). Wij hebben allen sympathieën en antipathieën, en misschien juist op dit ogenblik zijn wij boos op iemand. Laten wij minstens tot de Heer zeggen: Heer, ik ben boos op hem, op haar. Ik bid tot U voor hem en haar”. Bidden voor iemand aan wie wij ons ergeren, is een goede stap naar de liefde en het is een daad van evangelisatie. Laten wij dat vandaag nog doen! Laten wij ons niet laten beroven van de broederlijke liefde!