Paus Franciscus - 24 november 2013
Als wij alles vanuit missionair perspectief willen zien, dan geldt dit ook voor de wijze waarop de boodschap wordt meegedeeld. In de wereld van vandaag, met haar snelheid van communicatie en de niet belangeloze, door de media gemaakte selectie van de inhoud, loopt de boodschap die wij verkondigen, meer dan ooit het gevaar dat zij wordt verminkt en gereduceerd tot enkele van haar secundaire aspecten. Daaruit komt voort dat enkele kwesties die deel uitmaken van het morele onderricht van de Kerk buiten de samenhang blijven waaraan zij hun betekenis ontlenen. Het grootste probleem doet zich voor, wanneer de boodschap die wij verkondigen, dan geïdentificeerd lijkt met dergelijke secundaire aspecten, die, ook al zijn zij belangrijk, op zich alleen niet de kern van het Evangelie van Jezus Christus laten zien. Wij moeten dus realistisch zijn en het niet als vanzelfsprekend beschouwen dat onze gesprekspartners de volledige achtergrond kennen van hetgeen wij zeggen, en dat zij ons betoog in verband kunnen brengen met de essentiële kern van het Evangelie die daaraan zin, schoonheid en aantrekkingskracht verleent.
Een pastoraal in missionair opzicht is niet bezeten van de onsamenhangende overdracht van een menigte aan doctrines die men, door erop aan te dringen, probeert op te leggen. Wanneer men zich een pastoraal doel stelt en een missionaire stijl aanneemt die werkelijk allen zonder uitzondering of uitsluiting bereikt, dan concentreert de verkondiging zich op het wezenlijke, op hetgeen het mooist, het grootst, het aantrekkelijkst en tegelijkertijd het noodzakelijkst is. Het aanbod wordt eenvoudiger zonder hierdoor aan diepte en waarheid te verliezen en zo wordt het overtuigender en stralender.
Alle geopenbaarde waarheden komen voort uit dezelfde goddelijke bron en worden geloofd met hetzelfde geloof, maar sommige hiervan zijn belangrijker om directer de kern van het Evangelie tot uitdrukking te brengen. In deze fundamentele kern is de schoonheid van de heilzame liefde van God, geopenbaard in Jezus Christus die is gestorven en verrezen hetgene wat straalt. In deze zin heeft het Tweede Vaticaans Concilie gezegd dat “er in de katholieke leer wegens het verschil in verhouding tot het fundament van het christelijk geloof een rangorde of hiërarchie van waarheden bestaat”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 11 Dit geldt zowel voor de dogma’s van het geloof, als voor het geheel van het onderricht van de Kerk, daarbij inbegrepen het morele onderricht.
De heilige Thomas van Aquino leerde dat er ook in de morele boodschap van de Kerk, in de deugden en de daden die daaruit voortkomen, een hiërarchie is. Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II, q. 66, art. 4-6 Wat hier telt is vooral “het geloof zich uitend in de liefde” (Gal. 5, 6). De werken van liefde voor de naaste zijn de meest volmaakte uiterlijke blijk van de innerlijke genade van de Geest: “Het belangrijkste element van de nieuwe wet is de genade van de Heilige Geest die zich openbaart in het geloof dat handelt door middel van de liefde”. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II, q. 108, art. 1 Daarom zegt hij dat de barmhartigheid, wat betreft het uiterlijk handelen, de grootste van alle deugden is: “De barmhartigheid is in zichzelf de grootste van de deugden, het komt haar immers toe te geven aan anderen en, wat meer telt, de ellende van anderen te verlichten. Dat is nu in het bijzonder de taak van wie hoger staat, daarom zegt men dat het eigen is aan God barmhartigheid te gebruiken en zijn almacht zich juist hierin openbaart”. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 30, a. 4 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 30, art. 4, ad 1: "Wij beoefenen de eredienst jegens God met offers en uiterlijke offerandes niet in zijn voordeel, maar in dat van ons”.
Het is belangrijk de pastorale consequenties te trekken uit het onderricht van het Concilie, dat een oude overtuiging van de Kerk weer opneemt. Vóór alles moeten wij zeggen dat bij de verkondiging van het Evangelie het noodzakelijk is dat er een juiste verhouding is. Deze herkent men in de regelmaat waarmee enkele thema’s voorkomen, en in de accenten die in de prediking worden gelegd. Bijvoorbeeld, als een pastoor gedurende het liturgisch jaar tien keer spreekt over de matigheid en alleen maar twee op drie maal over de liefde of de gerechtigheid, dan komt er een wanverhouding tot stand, waardoor de deugden die onderbelicht worden, nu juist die zijn welke meer aanwezig zouden moeten zijn in de prediking en de catechese. Hetzelfde gebeurt, wanneer men meer spreekt over de wet dan over de genade, meer over de Kerk dan over Jezus Christus, meer over de Paus dan over het Woord van God.
Evenals het organisch verband tussen de deugden het verhindert één ervan uit te sluiten van het christelijk ideaal, wordt geen enkele waarheid ontkend. Het is niet noodzakelijk de volledigheid van de boodschap van het Evangelie te verminken. Bovendien begrijpt men iedere waarheid beter, als men haar plaats in relatie met de harmonische totaliteit van de christelijke boodschap en in dit verband hebben alle waarheden hun belang en lichten zij elkaar toe. Wanneer de prediking trouw is aan het Evangelie, openbaart zich duidelijk de centrale plaats van enkele waarheden en blijkt duidelijk dat de christelijke morele prediking niet een Stoïcijnse ethiek is, meer dan een ascese is, niet een pure praktische filosofie, noch een catalogus van zonden en fouten. Het Evangelie nodigt vóór alles ertoe uit een antwoord te geven aan God, die ons liefheeft en die ons redt, door Hem in de ander te herkennen en buiten zichzelf te treden om het welzijn van allen te zoeken. Deze uitnodiging moet in geen enkele omstandigheid worden versluierd! Alle deugden staan ten dienste van dit antwoord van liefde. Als een dergelijke uitnodiging niet krachtig en aantrekkelijk straalt, loopt het bouwwerk van de Kerk gevaar een kaartenhuis te worden en dit is ons ergste gevaar. Want dan zal het nu juist niet het Evangelie zijn wat wordt verkondigd, maar enkele leerstellige of morele accenten die voortvloeien uit bepaalde ideologische keuzes. De boodschap zal het gevaar lopen haar frisheid te verliezen en niet meer “de geur van het Evangelie” te hebben.