Paus Franciscus - 24 november 2013
Deze wereldse gezindheid kan zich in het bijzonder op twee ten diepste met elkaar verbonden wijzen voeden. Één is de aantrekkingskracht van het gnosticisme, een in subjectivisme opgesloten geloof, waar alleen maar een bepaalde ervaring of een reeks redeneringen en vormen van kennis van belang zijn, die, naar men denkt, kunnen troosten en verlichten, maar waar het subject uiteindelijk opgesloten blijft in de immanentie van zijn eigen rede en zijn gevoelens. De andere is het op zichzelf betrokken en prometheïsch neopelagianisme van hen die uiteindelijk alleen maar vertrouwen op eigen kracht en zich verheven voelen boven de anderen, omdat zij zich aan bepaalde normen houden of omdat zij onwrikbaar trouw zijn aan een zekere katholieke stijl die eigen is aan het verleden. Het is een vermeende leerstellige of disciplinaire zekerheid die ruimte biedt aan een narcistisch en autoritair elitisme, waar men in plaats van te evangeliseren de anderen analyseert en classificeert en in plaats van de toegang tot de genade te vergemakkelijken energie steekt in het controleren. In beide gevallen zijn noch Jezus Christus, noch de anderen werkelijk van belang. Het zijn uitingen van een antropocentrisch immanentisme. Het is onmogelijk zich voor te stellen dat uit deze beperkende vormen van Christendom een authentieke evangeliserende dynamiek kan voortkomen.