Paus Franciscus - 24 november 2013
Vanaf het ogenblik dat ik wordt geroepen om te beleven wat ik van anderen vraag, moet ik ook denken aan een nieuwe opzet van het pausschap. Het komt mij toe, als bisschop van Rome, open te blijven staan voor suggesties betreffende een uitoefening van mijn ambt die erop gericht is dat het meer trouw is aan de betekenis die Jezus Christus het wilde geven en aan de huidige behoeften van de evangelisatie. Paus Johannes Paulus II vroeg om te worden geholpen “een vorm te vinden van uitoefening van het primaat die weliswaar geenszins afziet van het essentiële van haar zending, maar die zich openstelt voor een nieuwe situatie”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 95 Wij zijn in deze zin weinig gevorderd. Ook het pausdom en de centrale structuren van de universele Kerk hebben er behoefte aan te luisteren naar de oproep tot een nieuwe pastorale opzet. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft gezegd dat de bisschoppenconferenties op een gelijksoortige wijze als de oude patriarchale Kerken “veelvoudig en vruchtbaar werk kunnen leveren om de collegiale gesteltenis tot concrete toepassingen te brengen”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 Maar deze wens is niet geheel verwezenlijkt, omdat er nog niet voldoende duidelijk een statuut van de bisschoppenconferenties is geformuleerd dat deze opvat als subjecten met concrete bevoegdheden, met insluiting van ook enige authentieke bevoegdheid op het gebied van het leergezag. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998) Een buitensporige centralisatie maakt, in plaats van te helpen, het leven van de Kerk en haar missionaire dynamiek gecompliceerd.