Paus Franciscus - 24 november 2013
De Kerk “die erop uitgaat” is de gemeenschap van missionaire leerlingen die initiatief nemen, die betrokken zijn, die begeleiden, die vrucht voortbrengen en feest vieren. “Primerear" - “het initiatief nemen”: excuseert u mij voor dit neologisme. De evangeliserende gemeenschap ervaart dat de Heer het initiatief heeft genomen, haar in de liefde is voorafgegaan Vgl. 1 Joh. 4, 10 en daarom weet zij de eerste stap te zetten, weet zij zonder vrees het initiatief te nemen, tegemoet te gaan, hen die ver zijn, te zoeken en te komen naar de kruispunten van de wegen om degenen die worden uitgesloten, uit te nodigen. Zij bespeurt een onuitputtelijk verlangen barmhartigheid aan te bieden, de vrucht van de eigen ervaring met de oneindige barmhartigheid van de Vader en de draagwijdte ervan. Durven wij een beetje meer initiatief te nemen! Als gevolg weet de Kerk zich “te laten betrekken”. Jezus heeft zijn leerlingen de voeten gewassen. De Heer laat zich betrekken en betrekt de zijnen door te knielen voor de anderen om hen te wassen. Maar onmiddellijk erna zegt Hij tot zijn leerlingen: “Zalig gij, als gij ernaar handelt” (Joh. 13, 17). De evangeliserende gemeenschap neemt door werken en gebaren een plaats in in het dagelijks leven van de anderen, verkort de afstanden, verlaagt zich, indien nodig, tot verootmoediging en aanvaardt het menselijk leven door het lijdend vlees van Christus in het volk aan te raken. Verkondigers van het Evangelie hebben zo “de geur van de schapen” en die luisteren naar hun stem. Derhalve stelt een evangeliserende gemeenschap zich beschikbaar om “te begeleiden”. Zij begeleidt de mensheid in al haar processen, hoe moeilijk die ook mogen zijn en hoe lang die ook mogen duren. Zij kent het lange wachten en de apostolische verdraagzaamheid. Evangelisatie gebruikt veel geduld en vermijdt het geen rekening te houden met grenzen. Trouw aan de gave van de Heer, weet zij ook “vrucht te dragen”. Een evangeliserende gemeenschap let altijd op de vruchten, omdat de Heer wil dat zij vruchtbaar is. Zij zorgt voor het graan en verliest haar gemoedsrust niet door het onkruid. Wanneer de zaaier het onkruid te midden van het graan ziet opkomen, reageert hij niet met geklaag of paniek. Hij vindt een wijze om ervoor te zorgen dat het Woord vlees wordt in een concrete situatie en vruchten geeft van nieuw leven, hoewel ze schijnbaar onvolkomen of onvolmaakt zijn. Een leerling weet zijn hele leven aan te bieden en het tot aan het martelaarschap toe op het spel te zetten als getuigenis van Jezus Christus, maar zijn droom is het niet overal vijanden te maken, maar veeleer dat het Woord wordt aangenomen en zijn bevrijdend en vernieuwende kracht openbaart. Tenslotte weet een blije evangeliserende gemeenschap altijd “feest te vieren”. Zij prijst en viert iedere kleine overwinning, iedere stap voorwaarts in de evangelisatie. Een blije evangelisatie wordt schoonheid in de Eucharistie te midden van de dagelijkse verplichtingen het goede te bevorderen. De Kerk evangeliseert en evangeliseert zichzelf met de schoonheid van de liturgie, die ook viering is van de evangeliserende activiteit en bron van een hernieuwde impuls tot zelfgave.
Deze duistere wereldse gezindheid openbaart zich in veel blijkbaar tegengestelde houdingen, echter met dezelfde pretentie “de ruimte van de Kerk te beheersen”. In sommigen ziet men een overdreven zorg voor de liturgie, de leer en het prestige van de Kerk, maar zonder dat zij zich zorgen maken over een werkelijke inpassing van het Evangelie in het Volk van God en de concrete behoeften van de geschiedenis. Zo verandert het leven van de Kerk in een museumstuk of een bezit van weinigen. In anderen verbergt zich dezelfde geestelijke wereldse gezindheid achter de aantrekkingskracht om maatschappelijke en politieke veroveringen te kunnen laten zien of in een verwaandheid die verbonden is met het organiseren van praktische zaken, of een zich aangetrokken voelen door de dynamiek van zelfachting en op zichzelf betrokken verwezenlijking. Het kan zich ook vertalen in verschillende wijzen van aan zichzelf laten zien hoe men betrokken is bij een intensief sociaal leven, vol reizen, vergaderingen, etentjes, recepties. Of het komt tot uitdrukking in een manager-functionalisme, overladen met statistieken, planningen en beoordelingen, waar de voornaamste begunstigde niet het Volk van God is, maar veeleer de Kerk als organisatie. In alle gevallen draagt zij niet het zegel van de mens geworden, gekruisigde en verrezen Christus, sluit zij zich op in elite-groeperingen, gaat zij niet werkelijk op zoek naar hen die veraf zijn, noch naar de immense menigten die dorsten naar Christus. Er is geen evangelisch vuur meer, maar het valse plezier van een egocentrische zelfgenoegzaamheid.
Laten wij nu naar de prediking binnen de liturgie kijken, die door de herders serieus moet worden genomen. Ik zal in het bijzonder, en zelfs met een zekere nauwgezetheid, stilstaan bij de homilie en de voorbereiding hiervan, omdat er veel klachten zijn met betrekking tot dit belangrijke dienstwerk en wij onze oren hiervoor niet kunnen sluiten. De homilie is de toetssteen om de nabijheid en het vermogen tot ontmoeting van een herder met zijn volk te beoordelen. Wij weten immers dat de gelovigen er veel waarde aan hechten; en zij hebben vaak te lijden, de gelovigen, omdat zij moeten luisteren, de gewijde bedienaren, omdat zij moeten preken. Het is bedroevend dat het zo is. De homilie kan werkelijk een intense en gelukkige ervaring van de Geest zijn, een troostende ontmoeting met het Woord, een voortdurende bron van vernieuwing en groei.
De homilie mag geen voorstelling zijn, zij beantwoordt niet aan de logica van de middelen van de media, maar zij moet vuur en betekenis verlenen aan de viering. Het is iets bijzonders, aangezien het een prediking betreft binnen het raam van een liturgische viering; dientengevolge moet zij kort zijn en het vermijden een lezing of les te lijken. De predikant kan in staat zijn de belangstelling van de mensen gedurende een uur levendig te houden, maar zo wordt zijn woord belangrijker dan de viering van het geloof. Als de homilie te lang duurt, schaadt zij twee kenmerken van de liturgieviering: de harmonie tussen de delen en het ritme ervan. Wanneer de homilie plaatsvindt in de context van de liturgie, wordt zij opgenomen al deel van de offerande die men aan de Vader brengt, en als bemiddeling van de genade die Christus uitstort in de viering. Deze context zelf vereist dat de prediking de gemeenschap en ook de predikant richt op een gemeenschap met Christus in de eucharistie, die het leven verandert. Dat vereist dat het woord van de predikant geen buitensporige ruimte inneemt, zodat de Heer meer straalt dan de bedienaar.