Paus Franciscus - 24 november 2013
Uit ons geloof in Christus die arm is geworden en altijd de armen en de buitengeslotenen nabij is, vloeit de zorg voort voor de integrale ontwikkeling van degenen die in de maatschappij het meest aan hun lot worden overgelaten.
Iedere Christen en iedere gemeenschap is geroepen instrument van God te zijn voor de bevrijding en de ontwikkeling van de armen, zodat zij ten volle kunnen integreren in de maatschappij; dit veronderstelt dat wij volgzaam en oplettend zijn om de kreet van de arme te horen en hem hulp te bieden. Men hoeft de Schriften er maar op na te slaan om te ontdekken hoe de goede Vader naar de kreet van de armen wil luisteren: “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord, ja, ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden ... Ga er dus heen, Ik zend u” (Ex. 3, 7-8.10), en Hij toont zich bezorgd voor zijn noden: “Toen riepen de Israëlieten tot Jahwe, en Jahwe liet voor hen een redder optreden” (Recht. 3, 15). Doof blijven voor die kreet, wanneer wij instrumenten van God zijn om naar de arme te luisteren, plaatst ons buiten de wil van de Vader en zijn plan, want, “als die arme zich tegen u op Jahwe beroept, wordt gij schuldig bevonden” (Deut. 15, 9). En het gebrek aan solidariteit ten opzichte van zijn noden is direct van invloed op onze verhouding met God: “Als hij u vervloekt in de bitterheid van zijn gemoed, zal zijn Maker zijn bede verhoren” (Sir. 4, 6). De oude vraag komt steeds weer terug: “Hoe kan de goddelijke liefde blijven in een mens die geld genoeg heeft, en toch zijn hart sluit voor de nood van zijn broeder?” (1 Joh. 3, 17). Wij herinneren er ook aan met hoeveel overtuiging de apostel Jakobus het beeld van de kreet van de onderdrukten weer opnam: “Hoort, het loon dat gij hebt onthouden aan de arbeiders die uw velden hebben gemaaid, roept luid, en de kreten van uw oogsters zijn doorgedrongen tot de oren van de Heer der heerscharen” (Jak. 5, 4).
De Kerk heeft erkend dat de eis om te luisteren naar deze kreet voortvloeit uit het bevrijdend werk zelf van de genade in ieder van ons, waardoor het niet een zending betreft die is voorbehouden aan enkelen: “De Kerk, geleid door het Evangelie van de barmhartigheid en door de liefde voor het menselijk wezen, luistert naar de kreet om gerechtigheid en wil er met al haar krachten antwoord op geven”. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over bepaalde aspecten van de "Theologie van de Bevrijding", Libertatis nuntius (6 aug 1984), 103 In dit kader begrijpt men de vraag van Jezus aan zijn leerlingen: “Geeft gij hun maar te eten” (Mc. 6, 37), en dit impliceert zowel de samenwerking om de structurele oorzaken van de armoede op te lossen en de integrale ontwikkeling van de armen te bevorderen, als de eenvoudigste en meest dagelijkse gebaren van solidariteit ten opzichte van de zeer concrete ellende die wij ontmoeten. Het woord “solidariteit” is een beetje sleets geworden en wordt soms verkeerd geïnterpreteerd, maar het geeft veel meer aan dan een sporadische daad van edelmoedigheid. Het vraagt erom een nieuwe mentaliteit te scheppen die denkt in termen van gemeenschap, prioriteit van het leven van allen ten opzichte van de toe-eigening van de goederen door enkelen.
Solidariteit is een spontane reactie van wie de maatschappelijke functie van eigendom en de universele bestemming van de goederen als werkelijkheden die aan privé-bezit voorafgaan, erkent. Privé-bezit van de goederen wordt gerechtvaardigd om ze te behoeden en te doen groeien, zodat zij het gemeenschappelijk welzijn beter dienen, en daarom moet solidariteit worden beleefd als een beslissing de arme terug te geven wat hem toekomt. Deze overtuigingen en praktijken van solidariteit openen, wanneer zij gestalte krijgen, de weg voor andere structurele veranderingen en maken deze mogelijk. Een verandering in de structuren die geen nieuwe overtuigingen en houdingen tot stand brengt, zal ervoor zorgen dat diezelfde structuren vroeg of laat corrupt, drukkend en ondoelmatig worden.
Soms betreft het het luisteren naar de kreet van hele volken, van de armste volken van de aarde, omdat “de vrede niet alleen gebaseerd is op eerbied voor de rechten van de mens, maar ook op eerbied voor de rechten van de volkeren”. Pauselijke Raad "Justitia et Pax", Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (26 okt 2004), 157 Het is betreurenswaardig dat zelfs de rechten van de mens gebruikt kunnen worden als rechtvaardiging van een verbitterde verdediging van individuele rechten of rechten van de rijkste volkeren. Met eerbied voor de onafhankelijkheid en de cultuur van iedere natie moet men zich altijd herinneren dat de planeet van heel de mensheid en voor heel de mensheid is en dat alleen het feit dat men geboren is op een plaats met minder bronnen of een mindere ontwikkeling, het niet rechtvaardigt dat enkele personen een minder waardig leven hebben. Men moet herhalen dat “de meest begunstigden van enkele van hun rechten afstand moeten doen om met meer vrijgevigheid hun goederen ten dienste van de ander te stellen”. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 23 Om op een gepastere manier te spreken over onze rechten moeten wij de blik verruimen en onze oren openen voor de kreet van andere volkeren of andere streken van ons land. Wij moeten groeien in een solidariteit die “het alle volkeren mogelijk moet maken op eigen kracht bouwers te zijn van hun eigen bestemming”, H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 65 zoals “ieder menselijk wezen geroepen is zich te ontwikkelen”. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 15
Op iedere plaats en in iedere omstandigheid zijn de Christenen, bemoedigd door hun herders, geroepen te luisteren naar de kreet van de armen, zoals de bisschoppen van Brazilië zo goed hebben gezegd: “Wij willen iedere dag de vreugde en de hoop, de angst en de droefheid van het Braziliaanse volk op ons nemen, vooral van de bevolkingsgroepen aan de rand van de steden en op het platteland - zonder land, zonder dak, zonder brood, zonder gezondheid -, geschonden in hun rechten. Wanneer wij hun ellende zien, luisteren naar hun kreten en hun lijden kennen, choqueert ons het feit te weten dat er genoeg voedsel is voor allen en dat de honger te wijten is aan de slechte verdeling van goederen en inkomen. Het probleem wordt erger met de algemene praktijk van de verspilling”. Brazilië, Exigências evangélicas e eticas de superaçâo da miséria e da fome (1 apr 2002). Inleiding, 2
Wij willen echter nog meer, onze droom gaat echter nog verder. Wij hebben het er niet alleen over allen voedsel of een “fatsoenlijk levensonderhoud” te garanderen, maar ook dat zij "welvaart op allerlei gebied" kunnen hebben. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 2 Dit houdt in opvoeding, toegang tot de gezondheidszorg en vooral werk, omdat in vrij, creatief, participatief en solidair werk het menselijk wezen de waardigheid van het eigen leven tot uitdrukking brengt en vergroot. Een rechtvaardig salaris maakt de adequate toegang tot de andere goederen die bestemd zijn voor algemeen gebruik, mogelijk.