Paus Franciscus - 24 november 2013
AAN DE PRIESTERS EN DE DIAKENS
DE GODGEWIJDE PERSONEN
EN DE LEKENGELOVIGEN
OVER DE VERKONDIGING VAN HET EVANGELIE
IN DE WERELD VAN VANDAAG
De VREUGDE VAN HET EVANGELIE vervult het hart en het hele leven van hen die Jezus ontmoeten. Zij die zich laten redden door Hem, worden bevrijd van de zonde, het verdriet, de innerlijke leegte, het isolement. Met Jezus Christus wordt de vreugde altijd geboren en herboren. In deze exhortatie wil ik mij richten tot de Christengelovigen om hen uit te nodigen tot een nieuwe fase in de evangelisatie die door deze vreugde wordt gekenmerkt, en wegen wijzen voor de tocht van de Kerk in de komende jaren.
Het grote gevaar van de huidige wereld, met haar veelsoortig en overstelpend aanbod aan consumptieartikelen, is een individualistische treurigheid die voortkomt uit een gemakzuchtig en hebzuchtig hart, uit een ziekelijk zoeken naar oppervlakkige genoegens, uit een geïsoleerd geweten. Wanneer het innerlijk leven zich opsluit in eigen belangen, is er geen ruimte meer voor de ander, komen de armen niet meer binnen, luistert men niet meer naar de stem van God, geniet men niet meer van de zoete vreugde van zijn liefde, klopt het enthousiasme van het goede te doen niet meer. Ook de gelovigen lopen dit zekere en voortdurende gevaar. Velen vervallen hiertoe en veranderen in rancuneuze, ontevreden, levenloze personen. Dit is niet de keuze voor een waardig en vol leven, dit is niet wat God voor ons wenst, dit is niet het leven in de Geest dat opwelt uit het hart van de verrezen Christus.
Ik nodig iedere Christen uit, waar hij ook is en in welke situatie hij zich ook bevindt, vandaag nog zijn persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus te hernieuwen of minstens de beslissing te nemen zich door Hem te laten ontmoeten, Hem elke dag onophoudelijk te zoeken. Er is geen reden waarom iemand kan denken dat deze uitnodiging niet voor hem is, omdat “niemand is uitgesloten van de vreugde die door de Heer is gebracht”. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, De vreugde in de Heer, Gaudete in Domino (9 mei 1975), 22 Wie het waagt, die stelt de Heer niet teleur, en wanneer iemand een kleine stap naar Jezus toe doet, ontdekt hij dat Hij reeds op zijn komst met open armen wachtte. Dit is het ogenblik om tot Jezus Christus te zeggen: “Heer, ik heb mij laten misleiden, op duizend manieren ben ik van uw liefde weggevlucht, maar ik ben hier weer om mijn verbond met U te hernieuwen. Ik heb behoefte aan U. Bevrijd mij opnieuw, Heer, neem mij nogmaals op in uw verlossende armen”. Het doet ons zo goed naar Hem terug te keren, wanneer wij verloren zijn! Ik benadruk het nogmaals: God wordt nooit moe te vergeven, wij zijn het die moe worden om zijn barmhartigheid te vragen. Hij die ons heeft uitgenodigd “zeventig maal zevenmaal” (Mt. 18, 22) te vergeven, geeft ons het voorbeeld: Hij vergeeft zeventig maal zevenmaal. Hij neemt ons telkens opnieuw de ene na de andere keer op zijn schouders. Niemand zal ons de waardigheid kunnen ontnemen die deze oneindige en onwankelbare liefde ons verleent. Hij maakt het ons mogelijk het hoofd op te richten en opnieuw te beginnen, met een tederheid die ons nooit teleur stelt en voor ons altijd weer de vreugde kan herstellen. Laten wij niet wegvluchten van de verrijzenis van Jezus, laten wij ons nooit gewonnen geven, wat er ook gebeurt. Moge niets sterker zijn dan zijn leven dat ons voortdrijft!
De boeken van het Oude Testament hadden de vreugde van het heil voorzegd, die in Messiaanse tijden overvloedig zou worden. De profeet Jesaja richt zich tot de verwachte Messias en begroet hem jubelend: “Uitbundig laat Gij hen juichen, en overstelpt hen met vreugde” (Jes. 9, 2). En hij bemoedigt de inwoners van Sion om Hem met gezangen te ontvangen: “Juicht en jubelt!” (Jes. 12, 6). De profeet nodigt wie Hem reeds aan de horizon heeft gezien, uit om boodschapper te worden voor de anderen: “Klim op een hoge berg, met uw boodschap van vreugde, gij Sion, verhef met kracht uw stem, gij Jeruzalem, bode van vreugde” (Jes. 40, 9). De hele schepping neemt deel aan deze vreugde van het heil: “Juicht, hemelen! aarde, jubel! Breekt uit in gejuich, gij bergen; want Jahwe heeft zijn volk bemoedigd, en zich over zijn ongelukkigen erbarmd” (Jes. 49, 13).
Wanneer Zacharias de dag van de Heer ziet, nodigt hij ertoe uit om de Koning die komt in nederigheid en rijdend op een ezel, toe te juichen: “Jubel luid, gij dochter Sion, juich, gij dochter Jeruzalem. Zie uw koning komt tot u, rechtvaardig en zegevierend!” (Zach. 9, 9).
Maar de meest aanstekelijke uitnodiging is misschien nog die van de profeet Sefanja, die ons God zelf laat zien als een stralend middelpunt van feest en vreugde die aan zijn volk deze heilbrengende kreet wil meedelen. Het opnieuw lezen van deze tekst vervult mij van leven: Jahwe, uw God, is binnen uw muren, een reddende held. Hij zal opgetogen zijn van blijdschap om u en zijn liefde opnieuw laten blijken. Luidkeels roept Hij zijn vreugde om u uit” (Sef. 3, 17).
Het is de vreugde die men beleeft tussen de kleine dingen van het dagelijkse leven, als antwoord op de liefdevolle uitnodiging van God, onze Vader: “Mijn zoon, doe uzelf tegoed, zoveel als gij kunt ... Laat een gelukkige dag u niet ontsnappen” (Sir. 14, 11.14). Hoeveel vaderlijke tederheid voelt men achter deze woorden!
Het Evangelie, waar het kruis van Christus roemrijk straalt, nodigt met aandrang uit tot vreugde. Enkele voorbeelden zijn voldoende: “Verheug u” is de groet van de engel tot Maria (Lc. 1, 28). Het bezoek van Maria aan Elisabeth maakt dat Johannes van vreugde opspringt in de schoot van zijn moeder Vgl. Lc. 1, 41 . In haar lied verkondigt Maria: “Van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder” (Lc. 1, 47). Wanneer Jezus zijn dienstwerk begint, roept Johannes uit: “Zo nu is mijn vreugde en ze is volkomen” (Joh. 3, 29). Jezus zelf “jubelde het uit, vervuld van de Heilige Geest” (Lc. 10, 21). Zijn boodschap is een bron van vreugde: “Dit zeg ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden” (Joh. 15, 11). Onze christelijke vreugde ontspringt uit de bron van zijn overstromend hart. Hij belooft zijn leerlingen: “Gij zult bedroefd zijn, maar uw droefenis zak in vreugde verkeren” (Joh. 16, 20). En hij houdt aan: “Wanneer ik u zal weerzien, zal uw hart zich verheugen en uw vreugde zal niemand u kunnen ontnemen” (Joh. 16, 22). Vervolgens “waren zij vervuld van vreugde” (Joh. 20, 20), toen zij Hem verrezen zagen. Het boek Handelingen van de Apostelen vertelt dat in de eerste gemeente “zij samen hun voedsel in blijdschap genoten” (Hand. 2, 46). Waar de leerlingen voorbijkwamen “ontstond grote vreugde” (Hand. 8, 8) en zij “waren vervuld van vreugde” (Hand. 13, 52) te midden van de vervolging. Een pas gedoopte eunuch “zette vol blijdschap zijn reis voort” (Hand. 8, 39) en de gevangenbewaarder was “verheugd, omdat hij met heel zijn gezin nu in God geloofde” (Hand. 16, 34). Waarom zullen wij ook niet deze stroom van vreugde ingaan?
Er zijn Christenen die een levensstijl van een Veertigdagentijd zonder Pasen lijken te hebben. Ik erken echter dat men niet in alle, soms zeer moeilijke fases en omstandigheden van het leven op dezelfde wijze vreugde beleeft. Zij past zich aan en verandert en blijft altijd als een straal licht die voortkomt uit de persoonlijke zekerheid boven alles oneindig bemind te worden. Ik begrijp de mensen die neigen tot droefheid door de grote moeilijkheden die zij moeten lijden, maar beetje bij beetje moet men het toelaten dat de vreugde van het geloof begint te ontwaken, zoals een geheim, maar vast vertrouwen, ook te midden van de ergste nood: “Geluk bleef verre van mij, wat welstand is wist ik niet meer ... Ik prent mij desondanks in - dat geeft mij hoop -: Zonder einde is Jahwe’s genade, onuitputtelijk is zijn erbarmen. Uw grote trouw is iedere morgen weer nieuw. ... Goed is het, in stlte, op redding van Jahwe te wachten” (Klaagl. 3, 17.21-23.26).
De verleiding verschijnt herhaaldelijk in de vorm van uitvluchten en bezwaren, alsof er talloze voorwaarden zouden moeten zijn, opdat vreugde mogelijk is. Dit gebeurt, omdat “de technologische maatschappij de mogelijkheden van genot heeft kunnen vermenigvuldigen, maar zij er moeilijk in slaagt vreugde te verschaffen”. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, De vreugde in de Heer, Gaudete in Domino (9 mei 1975), 8 Ik kan zeggen dat de mooiste en meest spontane vreugde die ik in de loop van mijn leven heb gezien, die van zeer arme mensen is die weinig hebben om zich aan vast te klampen. Ik herinner mij ook de echte vreugde van hen die ook te midden van grote beroepsmatige verplichtingen een gelovig, edelmoedig en eenvoudig hart hebben weten te bewaren. Op verschillende wijzen put deze vreugde uit de steeds grotere bron van liefde van God, die zich in Jezus Christus heeft geopenbaard. Ik zal niet moe worden de woorden van Benedictus XVI te herhalen die ons naar het middelpunt van het Evangelie voeren: “Aan het begin van het Christen zijn staat niet een ethische beslissing of hoogstaand idee, maar de ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon, die ons leven een nieuwe horizon en daarmee de beslissende richting geeft”. Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 1
Alleen dankzij deze ontmoeting - of hernieuwde ontmoeting - met de liefde van God, die verandert in gelukkige vriendschap, worden wij bevrijd van ons geïsoleerd bewustzijn en het op onszelf betrokken zijn. Het lukt ons ten volle menselijk te zijn, wanneer wij meer dan menselijk zijn, wanneer wij God toestaan ons boven onszelf uit te tillen, omdat wij ons meest ware wezen te bereiken. Daar ligt de bron van de evangeliserende activiteit. Immers, als iemand deze liefde die hem de zin van het leven teruggeeft, heeft opgenomen, hoe kan hij dan het verlangen bedwingen om het anderen mee te delen?
Het goede streeft er altijd naar zich mee te delen. Iedere authentieke ervaring van waarheid en schoonheid zoekt uit zichzelf haar verspreiding en iedere persoon die een diepe bevrijding beleeft, krijgt een grotere gevoeligheid voor de noden van anderen. Door het mee te delen schiet het goede wortel en ontwikkelt het zich. Daarom heeft wie waardig en ten volle wenst te leven, geen andere weg dan de ander te erkennen en zijn welzijn te zoeken. Enkele uitdrukkingen van de heilige Paulus zouden dan ook niet moeten verbazen: “De liefde van Christus laat ons geen rust” (2 Kor. 5, 14); “Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig” (1 Kor. 9, 16).
Het aanbod is leven op een hoger niveau, maar niet minder intens: “Het leven wordt sterker door het te geven en het verzwakt in isolement en gemak. Immers, wie het meest de mogelijkheden van het leven uitbuiten, zijn zij die de veilige oever verlaten en hartstocht opvatten voor de zending om de anderen het leven mee te delen”. Latijns-Amerika (CELAM), Aparecida, 13-31 mei 2007, Slotdocument Vijfde Conferentie van het Latijns-Amerikaanse Episcopaat en de Caraïbische Eilanden (29 juni 2007), 360 Wanneer de Kerk oproept tot evangeliserende inzet, doet zij niets anders dan de Christenen te wijzen op de ware dynamiek van de persoonlijke verwezenlijking: “Hier ontdekken wij een andere diepe wet van de werkelijkheid: het leven groeit en rijpt in de mate waarin wij het geven voor het leven van anderen. Dit is uiteindelijk de zending”. Latijns-Amerika (CELAM), Aparecida, 13-31 mei 2007, Slotdocument Vijfde Conferentie van het Latijns-Amerikaanse Episcopaat en de Caraïbische Eilanden (29 juni 2007), 360 Dientengevolge zou een verkondiger van het Evangelie niet een begrafenisgezicht moeten hebben. Laten wij het vuur weer terugkrijgen en doen toenemen, “de zoete en sterkende vreugde te evangeliseren, ook wanneer wij moeten zaaien in tranen (...) Moge de nu eens angstige, dan weer hoopvol zoekende wereld van onze tijd de Blijde Boodschap ontvangen, niet van bedroefde, ontmoedigde, ongeduldige en angstige verkondigers van het Evangelie, maar van dienaren van het Evangelie wier leven vurigheid uitstraalt, die als eersten in zichzelf de vreugde van Christus hebben ontvangen”. H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 80