4 december 1963
De burgerlijke overheid heeft in dit opzicht bijzondere verplichtingen vanwege het algemeen welzijn, waaraan de publiciteitsmiddelen dienstbaar moeten zijn. Het is immers de taak van de overheid om binnen de grenzen van haar bevoegdheid de ware en rechtmatige vrijheid van informatie, die voor de moderne maatschappij met het oog op haar vooruitgang onontbeerlijk is, vooral met betrekking tot de pers, te verdedigen en te beschermen, de godsdienst, de cultuur en de kunst te bevorderen, en aan Het publiek het vrije genot van zijn erkende rechten te garanderen. Verder heeft de burgerlijke overheid tot taak, bepaalde initiatieven te steunen, die van groot nut zijn, vooral voor de jeugd, maar die anders niet gerealiseerd zouden kunnen worden.
Tenslotte moet de publieke overheid, die rechtens zorgt voor een gezonde toestand in de samenleving, door het uitvaardigen van wetten en de nauwgezette uitvoering ervan met alle rechtvaardigheid en zorg voorkomen, dat door misbruik van de publiciteitsmiddelen de openbare zeden en de vooruitgang van de samenleving ernstig in gevaar worden gebracht. Door deze waakzame zorg wordt de vrijheid van particulieren of groepen niet beperkt, zeker niet waar degelijke garanties ontbreken van de kant van hen, die deze middelen beroepshalve exploiteren.
Een bijzondere zorg moet uitgaan naar de jongeren om hen te beschermen tegen lectuur en voorstellingen, die voor hun leeftijd schadelijk zijn.