DE HONGER NAAR HET ABSOLUTE LEVENDIG HOUDENOntmoeting met vertegenwoordigers van Kerken en kerkelijke gemeenschappen en andere religies - Sala Clementina
(Soort document: Paus Franciscus - Toespraak)
Paus Franciscus -
20 maart 2013
Dierbare broeders en zusters,
Vooreerst mijn hartelijke dank voor wat mijn Broeder Andreas ons gezegd heeft. Veel dank! Veel dank!
Mijn ontmoeting vandaag met u, afgevaardigden van de orthodoxe Kerken, Oosterse orthodoxe Kerken en kerkgemeenschappen van het Westen, is een reden tot bijzondere vreugde. Ik dank u dat u hebt willen deelnemen aan de viering bij het begin van mijn ambt als bisschop van Rome en opvolger van Petrus.
Paus Franciscus - Homilie
Ware macht is dienstbaar zijn
Hoogfeest van Jozef, Bruidegom van de Maagd Maria, oplegging van het pallium, aannemen van de vissersring en de H. Mis bij de aanvang van de petrinische dienst
(19 maart 2013), door uw persoon, de geestelijke aanwezigheid van de gemeenschappen die u vertegenwoordigt. Bij deze geloofsmanifestatie had ik de indruk het gebed voor de eenheid van wie in Christus geloven, nog intenser te beleven en samen met u de voorafbeelding te zien van de volledige verwezenlijking ervan, die afhangt van Gods plan en onze toegewijde samenwerking.
Ik begin mijn apostelambt in het jaar waarin mijn eerbiedwaardige voorganger, Benedictus XVI, met een intuïtie die echt een ingeving is, voor de katholieke Kerk het
Jaar van het Geloof heeft uitgevaardigd. Met dit initiatief, dat ik wens verder te zetten en waarvan ik hoop dat het inspirerend zal zijn voor de geloofsweg van allen, heeft hij de aandacht willen vestigen op de 50e verjaardag van de opening van het
Tweede Vaticaans Concilie, en stelde een soort pelgrimstocht voor naar wat wezenlijk is voor elke Christen: de persoonlijke en transformerende relatie met Jezus Christus, Zoon van God, gestorven en verrezen voor ons heil. Juist in het verlangen om deze geloofsschat, die eeuwig geldig is, aan de mensen van onze tijd te verkondigen, ligt de kern van de conciliaire boodschap.
Evenals u kan ik niet vergeten al wat dit Concilie voor de oecumenische weg heeft betekend. Ik herinner graag aan de woorden uit de H. Paus Johannes XXIII - Toespraak
Gaudet Mater Ecclesia
Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie
(11 oktober 1962) van de zalige Johannes XXIII, van wie we binnenkort de 50e verjaardag van zijn verscheiden gedenken: “De katholieke Kerk meent dat het haar plicht is zich in te zetten opdat het grote mysterie van deze eenheid zich zou voltrekken, dat Jezus Christus in een vurig gebed aan de Hemelse Vader heeft gevraagd toen Zijn offer naderbij kwam; zij ervaart een zoete vrede bij de innige vereniging met Christus in dat gebed.” H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie, Gaudet Mater Ecclesia (11 okt 1962), 35 Dat heeft Paus Johannes gezegd.
Ja, broeders en zusters in Christus, laat ons allen innig verenigd zijn in gebed, in de smeekbede van onze Verlosser bij het laatste avondmaal: ut unum sint. Vragen wij aan de barmhartige Vader, dat wij het geloof dat wij op de dag van ons doopsel als geschenk gekregen hebben, ten volle zouden beleven en er vrij, vreugdevol en moedig van getuigen. Dat zal onze beste dienst zijn aan de zaak van de eenheid onder de christenen, een dienst van hoop voor een wereld die nog getekend is door verdeeldheid, tegenstand en rivaliteit. Hoe trouwer wij zullen zijn aan Zijn wil, in onze gedachten, woorden en daden, des te meer zullen wij werkelijk en wezenlijk op weg zijn naar de eenheid.
Wat mij betreft, wens ik u in het spoor van mijn voorgangers, te verzekeren van mijn vaste wil om de weg van de oecumenische dialoog te vervolgen en ik dank de Pauselijke Raad ter bevordering van de Eenheid van de Christenen voor de steun die hij aan deze verheven zaak zal blijven geven. Ik vraag u, dierbare broeders en zusters, mijn hartelijke groeten en de verzekering van mijn gebed in de Heer Jezus, over te maken aan de Kerken en Christengemeenschappen die u hier vertegenwoordigt, en ik vraag u zo goed te zijn bijzonder voor mij te bidden, opdat ik een herder kan zijn naar het hart van Christus.
Nu richt ik mij tot u, vereerde vertegenwoordigers van het Joodse volk, met wie wij door een zeer bijzondere geestelijke band verbonden zijn, sinds het ogenblik dat, zoals Vaticanum II zegt: “De Kerk van Christus erkent, dat haar geloof en haar uitverkiezing, overeenkomstig het heilsmysterie van God, reeds een aanvang namen bij de aartsvaders, Moses en de profeten.”
2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4 Ik dank u voor uw aanwezigheid en vertrouw erop dat wij met de hulp van de Allerhoogste, deze broederlijke dialoog die het Concilie verlangde
Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4 vruchtbaar kunnen vervolgen, die zich vooral tijdens de laatste decennia daadwerkelijk en zeer vruchtbaar gerealiseerd heeft.
De katholieke Kerk beseft het belang van de bevordering van vriendschap en eerbied onder de mannen en vrouwen van verschillende godsdienstige tradities – ik wens het te herhalen: de bevordering van de vriendschap en de eerbied tussen de mannen en vrouwen van verschillende godsdienstige tradities. Daarvan getuigen de waardevolle werkzaamheden van de
Pauselijke Raad voor Interreligieuze Dialoog. De Kerk is zich tevens bewust van ons aller verantwoordelijkheid tegenover de wereld, tegenover de schepping in haar geheel, waarvan wij moeten houden en die wij moeten beschermen. En wij kunnen veel doen voor het welzijn van de arme, de zwakke, degene die lijdt, om rechtvaardigheid, verzoening en vrede te bevorderen. Maar bovenal moeten wij in onze wereld de honger levendig houden naar het absolute, door geen mensvisie te laten overheersen die de mens zich herleidt tot wat hij produceert en consumeert: dat is één van de gevaarlijkste valstrikken van onze tijd.
Wij weten goed hoeveel geweld in de recente geschiedenis veroorzaakt werd door de poging om God en het goddelijke van de horizon te verdrijven en wij bemerken in onze samenleving de waarde van het getuigenis over de oorspronkelijke openheid voor het transcendente, dat inherent is aan het hart van de mens. Daarin voelen wij ons ook dicht bij deze mannen en vrouwen die, zelfs al behoren zij tot een andere godsdienstige traditie, niettemin op zoek zijn naar de waarheid, goedheid en schoonheid - de waarheid, goedheid en schoonheid van God, die onze kostbare bondgenoten zijn in het engagement om de waardigheid van de mens te verdedigen, om een vreedzaam samenleven van volken te bevorderen en de schepping met zorg te beschermen.
© 2013, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert. vanuit Franse versie (Zenit.org): Sorores Christi;
Alineaverdeling en -nummering: redactie