Paus Benedictus XVI - 15 oktober 2012
In het licht van het bovenstaande is het duidelijk dat wij nooit geloof en liefde van elkaar kunnen scheiden, laat staan tegenover elkaar kunnen stellen. Deze twee theologische deugden zijn nauw met elkaar verbonden en het is misleidend tussen beide een tegenstelling of “dialectiek” te suggereren. Enerzijds zou het te eenzijdig zijn sterk de nadruk te leggen op de prioriteit en het doorslaggevend karakter van het geloof en concrete werken van liefde te onderschatten en bijna te verachten door ze terug te brengen tot een vage filantropie. Anderzijds is het niettemin even nutteloos de prioriteit van de liefde en de activiteit die zij voortbrengt, te overdrijven, alsof werken de plaats zouden kunnen innemen van het geloof. Voor een gezond geestelijk leven is het noodzakelijk zowel fideïsme als moreel activisme te vermijden.
Een christelijk leven bestaat erin voortdurend de berg te beklimmen om God te ontmoeten en dan weer naar beneden te komen, de uit Hem geputte liefde en de kracht dragend om onze broeders en zusters met Gods eigen liefde te dienen. In de Heilige Schrift zien wij hoe de ijver van de apostelen om het evangelie te verkondigen en het geloof van de mensen op te wekken nauw verbonden is met hun menslievende zorg de armen van dienst te zijn. Vgl. Hand. 6, 1-4
In de Kerk moeten contemplatie en activiteit, in zekere zin gesymboliseerd door de figuren van Maria en Martha uit het evangelie, altijd naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen. Vgl. Lc. 10, 38-42
De relatie met God moet altijd prioriteit hebben en ieder werkelijk delen van goederen in de geest van het evangelie moet geworteld zijn in het geloof. Vgl. Paus Benedictus XVI, Audiëntie, Het primaat van het gebed en het Woord van God (Hand. 6, 1-7) (25 apr 2012) Soms zijn wij in feite geneigd de term “liefde” te reduceren tot solidariteit en eenvoudige humanitaire hulp. Het is echter belangrijk eraan te denken dat het grootste werk van liefde evangelisatie is, die de “dienst van het woord” is. Er is geen heilzamere - en daarom menslievendere - activiteit jegens de naaste dan het brood van het woord van God te breken, met hem de Blijde Boodschap van het evangelie te delen, hem binnen te leiden in de relatie met God: evangelisatie is de hoogste en meest volledige hulp voor de menselijke persoon. Zoals de Dienaar Gods Paus Paulus VI in de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) schreef, is de verkondiging van Christus de eerste en belangrijkste bijdrage aan ontwikkeling. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 16 Het is de fundamentele waarheid van de liefde van God voor ons, beleefd en verkondigd, die ons leven openstelt voor het ontvangen van zijn liefde en de totale ontwikkeling van de mensheid en van iedere mens mogelijk maakt. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 8
In wezen komt alles uit de liefde voort en richt alles zich op de liefde. Gods belangeloze liefde is ons bekend gemaakt door de verkondiging van het evangelie. Als wij het ontvangen met geloof, krijgen we het eerste en onmisbare contact met het Goddelijke, dat in staat is ons “verliefd te laten worden op de Liefde” en dan wonen wij in deze Liefde, groeien wij hierin en delen haar vol vreugde aan anderen mede.
Er is met betrekking tot de relatie tussen geloof en werken van liefde een passage in de Brief aan de Efeziërs die misschien de beste beschrijving geeft van het verband tussen de twee: “Ja, aan die genade dankt gij uw heil, door het geloof; niet aan uzelf, Gods gave is het; niet aan uw prestaties, niemand mag zich verhovaardigen. Gods werk zijn wij, geschapen in Christus Jezus, om in ons leven de goede daden te realiseren die God voor ons al bereid heeft” (Ef. 2, 8-10). Hier kan men zien dat het hele initiatief van de verlossing van God komt, van zijn genade, van zijn vergeving, ontvangen in geloof; maar dit initiatief is, verre van onze vrijheid en verantwoordelijkheid te beperken, feitelijk wat ze authentiek maakt en ze richt op werken van liefde. Deze zijn niet primair het resultaat van menselijke inspanning om trots op te zijn, maar zij zijn geboren uit het geloof en zij vloeien voort uit de genade die God in overvloed schenkt. Het geloof zonder werken is als een boom zonder vruchten: de twee deugden impliceren elkaar. De Veertigdagentijd nodigt ons uit door de traditionele praktijken van het christelijk leven ons geloof te voeden, door aandachtig en uitvoerig te luisteren naar het woord van God en de sacramenten te ontvangen en tegelijkertijd te groeien in liefde en liefde voor God en de naaste, niet in het minst door de specifieke praktijk van het vasten, boetedoening en het geven van aalmoezen.