
Ph. Delhaye, Algemeen Secretaris ITC - 1 januari 1977
Men moet ook het huwelijk beschouwen uit Gods standpunt. De menselijke daad waardoor de echtgenoten zich wederzijds schenken en ontvangen, schept een band die op de wil van God is gegrond. Deze band is in de schepping zelf neergeschreven en hangt niet van een menselijke beschikking af. Hij ligt buiten het bereik van de macht der echtgenoten en is, als zodanig, innerlijk onverbreekbaar.
Beschouwd in christologisch perspectief heeft de onontbindbaarheid van het huwelijk een nog diepere laatste grondslag, die hierin gelegen is dat het christelijk huwelijk beeld, sacrament en getuige is van de onverbreekbare band tussen Christus en de Kerk. Dit heeft men het bonum sacramenti genoemd. In die zin wordt de onverbreekbaarheid een genade.
Tenslotte, van de kant van de maatschappij beschouwd, wordt de onontbindbaarheid geëist door de instelling zelf die het huwelijk is. De persoonlijke beslissing van de echtgenoten wordt door de maatschappij, vooral de Kerkgemeenschap, geassumeerd, beschermd en bevestigd. Het gaat hier om het welzijn van de kinderen en om het algemeen welzijn. Dit is de juridisch-kerkelijke dimensie van het huwelijk.
Deze verschillende aspecten zijn innig met elkaar verbonden: de trouw waartoe de echtgenoten verplicht zijn, moet door de maatschappij zelf, vooral de Kerkgemeenschap, beschermd worden; zij wordt geëist door de Schepper en ook door Christus, die ze door de werking van zijn genade mogelijk maakt.