
Paus Benedictus XVI - 27 januari 2012
Tegenwoordig, dan, heeft één van de fundamentele kwesties te maken met het probleem van gepaste methoden in de verschillende oecumenische dialogen. Die moeten ook het belang van het geloof weergeven. De waarheid kennen is het recht van elke gesprekspartner in een ware dialoog. De liefdadigheid voor onze naaste zelf vereist het. Wat dit betreft is het noodzakelijk om controversiële vragen te stellen en dat met moed te doen, steeds in de geest van broederschap en wederzijds respect. Het is bovendien belangrijk een juiste interpretatie te bieden van die “rangorde of ‘hierarchie’ van waarheden in de katholieke leer” waar het decreet “2e Vaticaans Concilie - Decreet
Unitatis Redintegratio
Over de oecumene
(21 november 1964)” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 11 van spreekt, wat op generlei wijze betekent dat het geheel van het geloof moet worden gereduceerd, maar dat haar interne organische structuur tevoorschijn moet worden gebracht. De studiedocumenten die zijn voortgebracht door verschillende oecumenische dialogen zijn ook zeer relevant. Deze teksten kunnen niet genegeerd worden omdat zij een belangrijke vrucht, zij het voorlopig, vormen van wederzijdse overwegingen die in de loop der jaren is ontwikkeld. Maar hun echte belang moet worden herkent als een bijdrage aan de bevoegde Autoriteit van de Kerk, die als enige geroepen is deze beslissend te beoordelen. Aan zulke teksten een bindend of bijna bepalend gewicht toe te kennen over lastige vraagstukken in de dialoog, zonder beoordeling van de kerkelijke Autoriteit, zal uiteindelijk de weg naar volledige eenheid in het geloof niet bevorderen.