Paus Benedictus XVI - 27 januari 2012
De samenhang tussen de oecumenische opdracht en de leer van Vaticanum II, en de hele traditie, is één van de velden geweest waar de Congregatie, in samenwerking met de Pauselijke Raad ter bevordering van de Eenheid van de Christenen, aandacht aan heeft besteed. Vandaag kunnen we zien dat er vele goede vruchten zijn voortgekomen uit oecumenische dialogen, maar we moeten ook opmerken dat het risico van een vals irenisme en een indifferentisme, dat geheel vreemd is aan de geest van Vaticanum II, onze constante waakzaamheid vereist. Dit indifferentisme wordt veroorzaakt door de mening, die zich steeds blijft verspreiden, dat de waarheid niet toegankelijk is voor de mens en dat het daarom nodig is om ons te beperken tot het vinden van regels van een praxis die de wereld zou kunnen verbeteren. En op die manier zou geloof vervangen worden door een moralisme zonder enige diepe basis. Het hart van ware oecumene is daarentegen het geloof waarin de mens de waarheid ontdekt die geopenbaard wordt in het Woord van God. Zonder het geloof zou de hele oecumenisch beweging gereduceerd worden tot een soort van “sociaal contract” waarin mee ingestemd wordt vanuit een gezamenlijk belang, een “praxeologie” die gericht is op het scheppen van een betere wereld.